24151 |
gekraagde roodstaart |
roodstaartje:
roēwdstèrtje (L210p Venray),
rôêtstèrtje (L210p Venray)
|
gekraagde roodstaart || gekraagde roodstaart (14 rood trilstaartje; man heeft zwart gezicht en iets rossige buik; zomervogel; algemeen; broedt in boomgaten; roep [uuiet-tak-tak]; zachte, heldere zang begint met [jie-dru-dru] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21274 |
geld |
centen:
sɛnts (L210p Venray),
geld:
gɛlt (L210p Venray),
xɛ.lt (L210p Venray)
|
geld [RND] || geld opdoen (opmaken) [RND]
III-3-1
|
22100 |
geld inzetten |
poulen:
poēle (L210p Venray),
poulen (<fr.):
pôêle (L210p Venray)
|
geld inleggen (inzetten)? [N 93 (1983)] || Inzetten bij een weddenschap.
III-3-2
|
24152 |
gele kwikstaart |
geel ploeglopertje:
gél ploegluūwpĕrke (L210p Venray),
gele kwikstaart:
gele kwikstaart (L210p Venray)
|
kwikstaart, geel (16,5 blauwig-grijs boven, geel onder; met lang wiebelstaartje; zomervogel; in weiland en korenvelden; er bestaat ook nog grotere uitgave die langs beekjes huist en zeldzaam is [N 09 (1961)] || kwikstaart, wit [DC 26 (1954)]
III-4-1
|
33264 |
gele lupine |
filipinen:
felǝ`pinǝ (L210p Venray)
|
Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.]
I-5
|
24488 |
gele narcis |
paasbloem:
posbloem (L210p Venray),
-
poasbloem (L210p Venray),
WLD
poas bloem (L210p Venray)
|
Gele narcis (narcissus pseudonarcissus). De bijkroon is ongeveer even lang als de bloemdekslippen. Meestal één bloem aan elke bloemstengel, zelden twee. De rand van de bijkroon is regelmatig ingesneden (zie bij de …witte narcis"). [N 92 (1982)] || narcis [DC 60a (1985)] || paasbloem, narcis
III-4-3
|
24615 |
gele plomp |
gele plomp:
-
gèle plomp (L210p Venray)
|
gele plomp [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
23501 |
gelezen mis |
leesmis:
laesmis (L210p Venray)
|
Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25078 |
gelijken (op) |
lijken:
lieke (L210p Venray),
op elkaar lijken:
op elkaar lieke (L210p Venray)
|
aan het genoemde doen denken, lijken, schijnen [tonen, lijken] [N 91 (1982)] || in vele opzichten overeenkomen (bijv. uiterlijk) [lijken, gelijken, trekken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22334 |
gelijkspelen |
gelijkspelen:
geliek speule (L210p Venray),
zaadje:
zōͅtjə (L210p Venray)
|
Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|