id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
24850 | gemalen schors | looi: Veldeke 1979 nr 1 loi (Venray) | Gemalen schors (looi). [N 82 (1981)] III-4-3 |
22441 | gemaskerd persoon | vastelavondsgek: vastəlōͅvəsgɛk (Venray) | Een persoon met een masker voor [maskeraad, mom, vastenavondsgek]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
18945 | gemeen | gemeen: gemaen (Venray), gemèèn (Venray), laag: kwoi (Venray), niet deugen: nie deuge (Venray) | gemeen [SGV (1914)] || gemeen, laag, slecht || slecht, gezegd van het karakter, de aard [bedekt, laag] [N 85 (1981)] III-1-4 |
21465 | gemeente | gemeent: gemèènt (Venray) | gemeente [SGV (1914)] III-3-1 |
21718 | gemeentebelasting | gemeentebelasting: gemênte belâsting (Venray) | de belasting die slechts voor één gemeente of stad geldt [octrooi, binnenboek, gemeentelasten] [N 90 (1982)] III-3-1 |
21712 | gemeenteheide | prieel: Opm. v.d. invulller: vele, dit bijvoorbeeld. de (Oelderse) Prieël (Venray) | de gemeenteheide [aard] [N 90 (1982)] III-3-1 |
21705 | gemeentesecretaris | sik: de sik (Venray), ónsik (Venray) | het hoofd van de secretarie [administratie] van een gemeente [griffier, secretaris, sikkeltaris, sik] [N 90 (1982)] III-3-1 |
18958 | gemene vrouw | loeder: mar.: of "loeder"?; "loeter"is niet in bovenstaande betekenis terug te vinden, wel in bet. van: dommerik, lummel (VD en WNT). Zie echter in WBD III, 1.4 wel het gebruik van "loeter"in bovenstaande bet. lōēter (Venray), slechte vrouw: en slaechte vrow (Venray) | een vrouw met een slecht en gemeen karakter [venijn] [N 85 (1981)] || kwade vrouw III-1-4 |
18814 | gemoed | gemoed: gemoed (Venray), moed: moeed (Venray) | het binnenste van de mens als zetel van zijn gevoel [moed, gemoed] [N 85 (1981)] III-1-4 |
19067 | gemok | geknaai: geknoaj (Venray) | gemok [SGV (1914)] III-1-4 |