24410 |
gewei van een hert |
hoorn:
hors (L210p Venray)
|
Gewei van een mannetjesree [N 94 (1983)]
III-4-2
|
19381 |
gewelf |
gewelf:
gewelf (L210p Venray),
gewulf (L210p Venray),
gǝwø̜lǝf (L210p Venray),
gəwøͅlf (L210p Venray),
verwelf:
vǝrwølǝf (L210p Venray),
welf:
weulf (L210p Venray)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.] || Het gewelf [zwerk, verwulf, verwölf?]. [N 96A (1989)]
II-9, III-3-3
|
30369 |
gewelfd plafond |
gewelfde plafond:
gewø̜lf˱dǝ plafǫnt (L210p Venray)
|
Plafond met gewelfkappen tussen de ribben. Om een dergelijk plafond te maken werden tussen de balken van de bovenliggende verdieping in de vorm van een boog latjes gespannen die vervolgens met pleistermortel werden afgewerkt. De boogvorm kon ook worden verkregen met behulp van een in die vorm uitgezaagde mal. Zie ook het lemma 'Schenkel', 'Formeel'. Het woord 'tremen', eigenlijk de benaming voor de balken van de verdiepingsvloer, werd in Q 30 vroeger gebruikt voor gewelfd tussen de balken aangebracht stucadoorswerk. [N 54, 143b; N 6, 20; L 2, 19]
II-9
|
23377 |
gewelfschildering |
beschilderd gewelf:
bəsxeldərt gəwøͅlf (L210p Venray),
gewelfschildering:
gewelfschildering (L210p Venray),
muurschildering:
muurschildering (L210p Venray),
schilderwerk:
schilderwerk (L210p Venray),
welfschildering:
weulfschildering (L210p Venray)
|
Een gewelfschildering, muurschildering. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19264 |
gewillig |
gaarne:
gaer (L210p Venray),
gewillig:
gewilleg (L210p Venray)
|
graag bereid om iets te doen [gewillig, gemoeiig, geer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18131 |
gewond |
gekweierd:
gekweierd rake (L210p Venray)
|
Ongeluk: door een misgreep, door vallen gekwetst worden (paret). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33265 |
gewone spurrie |
spurrie:
spø̜ri (L210p Venray)
|
Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.]
I-5
|
19135 |
gewoonte |
gewoonte:
gewònt(e) (L210p Venray)
|
gewoonte
III-1-4
|
17564 |
gewricht |
gewricht:
gevricht (L210p Venray),
gewrichte (L210p Venray)
|
gewricht [SGV (1914)] || gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20221 |
gezelschap |
compagnie (fr.):
kompeneej (L210p Venray),
kòmpeneej (L210p Venray)
|
de persoon of personen waarmee men samen is [komplot, kompagnie] [N 87 (1981)]
III-3-1
|