21020 |
gisten |
gisten:
gestǝ (L210p Venray)
|
Het chemisch proces dat zich afspeelt tijdens de hoofdgisting. Volgens de invuller uit Q 99 duurt het eigenlijke gisten 3 à 4 dagen. De zegsman uit L 210 vermeldt dat de boven-gisting geschiedt bij 16 tot 18 graden Celsius. [N 35, 68; monogr.]
II-2
|
25816 |
gistruimte |
gistkelder:
gestkęldǝr (L210p Venray)
|
De ruimte waar de hoofdgisting plaatsvindt. [N 35, 85; monogr.]
II-2
|
25798 |
gistvat, gistton |
okshoofd:
okshōft (L210p Venray)
|
Het vat of de ton waarin het bier bij bovengisting soms het tweede gedeelte van de hoofdgisting ondergaat. Volgens de invuller uit L 318 had een "okshoofd" een inhoud van 180 tot 200 liter. [N 35, 61; N 35, 62]
II-2
|
25807 |
gistvloot |
hoofdkuip:
hoofdkuip (L210p Venray),
vloot:
vlōt (L210p Venray)
|
De bak of kuip onder de bierstelling waarin het weglopend bier, vermengd met gist, wordt opgevangen of hét grote vat waarin de inhoud van de kleinere gistvaten wordt gegoten. De gist die zich in de vaten verzamelt wordt volgens Claessen (pag. 2. 39) vaak als natte gist aan bakkers en boeren verkocht. Zie ook het lemma ''vloeibare gist'' in Wld II. 1, pag. 97. De "heefkuip" uit P 180 kon tot 20 liter vloeistof bevatten. P. Chambille de Beaumont vermeldt op pag. 6 dat een "loupe" een kuipje van 1 meter doorsnede en 30 cm hoog was dat men gebruikte voor het opvangen van de gist.' [N 35, 75; N 35, 76; monogr.]
II-2
|
18687 |
glacé |
glac (fr.):
glacēs (L210p Venray)
|
handschoenen van glanzend leer, glacés [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24987 |
glad, glijdend |
glad:
glad (L210p Venray)
|
glad [SGV (1914)]
III-4-4
|
20049 |
gladiool |
twaalf apostelen:
twelf apostele (L210p Venray)
|
Gewone zwaardlelie (gladiolus communis). Hoge plant (bijna 1 m), de bladeren zijn zwaardvormig en spits gevormd. De bloemen naar één kant, de kleur is rood of wit, met allerlei tussenkleuren; de bloembuis is gebogen (gladiool, harnaswortel, 12 apostelen,
III-2-1
|
30600 |
glansverf |
glansverf:
glãns˲[verf] (L210p Venray)
|
Verf die na droging een glanzend oppervlak vertoont. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 19b; monogr.]
II-9
|
23380 |
glas-in-loodraam |
glas-in-loodraam:
glas ien loed raam (L210p Venray),
glas ien loedraam (L210p Venray),
glas ien loeed raam (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
Een glas-in-loodraam. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20556 |
glazig |
glazerig:
glazerig (L210p Venray),
schier:
schier (L210p Venray, ...
L210p Venray),
sxīr (L210p Venray),
enne schi‰ren aerpel: een glazige aardappel
schiēr (L210p Venray)
|
glazig || glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)] || schier, glazig
III-2-3
|