21449 |
handelaar |
handelsman:
handelsman (L210p Venray)
|
iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21496 |
handelen |
handelen:
handele (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray)
|
handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)] || het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)] || loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18903 |
handeling |
daad:
d⁄n daod (L210p Venray),
gang:
gang (L210p Venray)
|
een op zichzelf staande, niet werktuigelijke verrichting, een handeling [gangen, gang, daad] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17661 |
handen (kindernamen) |
polletjes:
poeleke (L210p Venray)
|
hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17660 |
handen (spotnamen) |
fikken:
fikke (L210p Venray),
jatten:
jatte (L210p Venray),
knurften:
knörfte (L210p Venray)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
18906 |
handig |
handig:
hendig (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
goed met de handen terecht kunnend; gemakkelijk en snel iets met de handen kunnen maaken [handig, mieg, erg, snel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
27222 |
handlanger |
opperman:
upǝrman (L210p Venray)
|
Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld]
II-9
|
29922 |
handlangeren |
opperen:
upǝrǝ (L210p Venray)
|
De metselaar helpen bij zijn werkzaamheden door onder meer metselstenen aan te dragen en mortel klaar te maken. [N 30, 2b; N 30, 2c; monogr.]
II-9
|
17662 |
handpalm |
palm:
palm (L210p Venray)
|
palm van de hand [N 10 (1961)]
III-1-1
|
31440 |
handschaar |
blikscheer:
blęksxīr (L210p Venray
[(C)]
),
doorgangsscheer:
dø̜rgaŋssxīr (L210p Venray
[(hiermee kan men een plaat recht doorknippen)]
),
draadscheer:
drǭtsxiǝr (L210p Venray),
platenscheer:
plātǝsxīǝr (L210p Venray)
|
In het algemeen een handschaar voor het knippen van plaatmateriaal, banden, draad, etc waarmee vooral een rechte snede wordt gemaakt. Zie ook het lemma "handschaar voor boogvormige sneden". Voor zover door de informant opgegeven, wordt achter de betreffende plaatscode met behulp van een letter verwezen naar de verschillende scharen uit afb. 137. [N 33, 244; N 33, 265; N 64, 3a; N 66, 4a; monogr.]
II-11
|