e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kalkbroed kalkbroed: kalkbrūt (Venray) Schimmelziekte. Kalkbroed tast in hoofdzaak darrenlarven aan, kort na de verzegeling der cellen. De gestorven larven liggen als harde, kalkachtige voorwerpen los in de cellen. In de meeste gevallen worden slechts enkele raten aangetast en kan men de ziekte indammen. [N 63, 27] II-6
kalkhouw kalkhaak: kalǝkhǭk (Venray) Het werktuig waarmee het mengsel van kalk en water wordt geroerd. Vaak bestaat het uit een haaks op een houten steel geplaatst metalen blad dat al dan niet van één of meer gaten is voorzien. Het blad kan verschillende vormen hebben. In P 51 bestond de 'roerlat' uit een stok waarin aan één uiteinde lange spijkers geslagen waren. In L 318b werd voor het roeren van de kalk een versleten berkebezem gebruikt. [N 30, 32c; monogr.] II-9
kalkkuil kalkkuil: kalǝkkul (Venray), leskuil: lø̜skul (Venray) De kuil of put waarin men het in de kalkbak aangemaakte kalk-watermengsel laat lopen om te bezinken. In L 318b werd de term 'kalkkuil' ook in een iets andere betekenis gebruikt. Daar werd vroeger voor het bereiden van metselkalk op het erf een kuil gegraven waarin ongebluste kalk werd gestort. Vervolgens werd water toegevoegd, waarna door goed roeren met de roerhaak een stevige brij ontstond. Het geheel werd afgedekt met geel zand. Alvorens de kalk te gebruiken, werd het zand met de brij vermengd. Het uit de kalkbak laten wegvloeien van het mengsel werd in Q 121 'aflaten' ('āflǫsǝ') genoemd. [N 30, 32e; monogr.] II-9
kalkmelk kalkmelk: kalǝkmɛlǝk (Venray) Het melkwitte mengsel van gebluste kalk en water in de blusbak. [N 30, 32b] II-9
kalkmortel kalkspecie: kalǝk[specie] (Venray) Mortel bestaande uit kalk en zand. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden en woorddelen '(mortel)', '(spijs)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 37a; monogr.] II-9
kalkoen kalkoen: kalkun (Venray) Zie afbeelding 11. [R 14, 3; S 16; L 1a-m; L 1, 113; L 17, 11; L B2, 305; A 6, 3a; A 6, 3b; Vld.; monogr.] I-12
kalkschop kalkschup: kalǝksxøp (Venray) Platte, vierkante schop waarmee de kalkbrij wordt uitgestoken en in de kalkwagen of kalkbak wordt geschept. [N 30, 32g; monogr.] II-9
kalm, bedaard bedaard: bedaard (Venray), kalm: kalm (Venray, ... ), stil: stil (Venray) bezadigd [SGV (1914)] || kalm [SGV (1914)] || niet opgewonden, kwaad of zenuwachtig [bedaard, stil, kalm] [N 85 (1981)] III-1-4
kalven kalven: kalvǝ (Venray) Een kalf ter wereld brengen, gezegd van de koe. [JG 1a, 1b; N 3A, 46; S 16; L 1a-m; monogr.] I-11
kalverstal mokkenstal: mø̜kǝ[stal] (Venray) De stal of de ruimte in de koestal waar de kalveren staan. Meestal is er geen afzonderlijke ruimte als kalverstal; de kalveren staan in een hoek van de koestal en deze hoek voor de kalveren wordt "kalverstal" genoemd. Vandaar dat n.a.v. de vraag "kalverstal" voor L 213, 248, 298, 381b, 386, Q 1, 113 en 202 koestal en voor L 270, 312, Q 34 en 102 stal werd opgegeven. Er zijn voor de kalverstal ook wel benamingen in gebruik, waaruit de leeftijd van de kalveren spreekt. Voor opgaven die een voor een kalf bestemde kist, bak, kooi e.d. betreffen, zie men het lemma "kalverhokje, kalverbak" (2.2.4). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden in paragraaf 1.2. [A 10, 9b; L 38, 25; monogr.; add. uit N 5A, 45a en 47b] I-6