id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21721 | kantongerecht | kantongerecht: Opm. v.d. invuller: bijv. t gerecht ien Venlo. kantóngerecht (Venray), kantonrechter: ketonrechter (Venray) | het laagste rechtscollege, bevoegd tot kennisneming van kleine burgerlijke zaken en tot berechting van overtredingen [kantongerecht, tribunaal] [N 90 (1982)] III-3-1 |
29973 | kantplank | kantplank: kantplāŋk (Venray) | Aan de staanders bevestigde, opstaande plank die moet voorkomen dat er materiaal van de steigervloer naar beneden valt. Zie ook afb. 18. [N 32, 3d; monogr.] II-9 |
31162 | kantschaaf | kantschaaf: kantschaaf (Venray) | Stalen instrumentje met holle voorkant waarmee men scherpe kanten afrondt aan de zijden van een leren riem. Zie afb. 74. [N 36, 36; Li 1963, 43] II-10 |
27442 | kap | huif: huif (Venray) | Dat deel van de klomp dat zich boven de voorvoet bevindt. Zie ook afb. 257. Bij de hoge klomp loopt de kap tot boven de wreef door, bij de lage klomp is de kap veel lager en korter. [N 97, 30; monogr.] II-12 |
23489 | kapelletje | heilig huisje: hellig huuske (Venray, ... ), heiligenhuisje: helligenhuuske (Venray), kapelletje: kapelleke (Venray), kepelleke (Venray) | Een bedehuisje langs de weg of in het veld, gebouwd uit devotie voor een heilige of uit dankbaarheid voor verkregen gunsten [kapel, kapelleke, kapelke, kapelsje, heiligenhuisje, keske(=kastje)?]. [N 96A (1989)] III-3-3 |
29946 | kaphamer | kaphamer: kaphāmǝr (Venray) | Metselaarsgereedschap dat wordt gebruikt voor het behakken van metselstenen. De kop van de bikhamer heeft aan één uiteinde een horizontale, spits toelopende staart, terwijl het andere uiteinde van een verticale, spits toelopende staart is voorzien. Er bestaan ook uitvoeringen waarvan de kop aan één kant is uitgevoerd met een dik vierkant uiteinde, terwijl de andere kant een horizontaal spits toelopende staart heeft. Zie ook afb. 8. Het woord 'verkeerhamer' werd volgens Van Houcke (pag. 132) in Turnhout en omgeving gebruikt. [N 30, 15a; monogr.] II-9 |
29949 | kapheep | heep: hīp (Venray) | Hakmes waarmee men mortelresten van oude metselstenen verwijdert. Zie ook afb 10. [N 30, 15d; monogr.] II-9 |
18293 | kapmantel | cape (eng.): keep (Venray) | schoudermantel, lange ~ zonder mouwen maar met een kap [kapmantel, kabang, kaban, foek, hoek, schommantel] [N 23 (1964)] III-1-3 |
19483 | kapstok | kapstok: \'n Neus is genne kápstok: men moet niet alles vertellen Wat án de kápstok hánge: iets uitstellen kápstok (Venray) | kapstok III-2-1 |
33517 | kapucijner | grauwe erwten: Veldeke 1979, nr. 1 graowe ert (Venray) | De capucijner; het zaad van een erwtesoort, vrij groot en vaalbruin van kleur; bij het koken blijft het heel en wordt bruin; het wordt ook jong en vers gegeten (grauwe erwt, oud wijf, keker, schokker, sisser, kapucijner, kapusien). [N 82 (1981)] I-7 |