e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kar kar: kar (Venray), kɛr (Venray), karretjes met schappen: karǝkǝs mɛt sxãpǝ (Venray) Algemene benaming voor een voertuig met twee wielen (in Haspengouw mogelijk ook drie wielen, maar die zijn zeldzaam) met een lamoen waarin een paard gespannen wordt. Meestal wordt het gebruikt om lasten van enige omvang te vervoeren. Vroeger had de kar over het algemeen houten wielen, maar in de jaren na de tweede wereldoorlog werden die geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. [N 17, add; A 2, 55; Wi 14; Gi, 15; S 17; L 1a-m; L 27, 28; R 12, 23; RND, 74; JG 1b; N 17, 4; monogr.] || De kar waarmee de vormen of de vormelingen van de steenpers naar de droogplaats werden gebracht. Aanvankelijk werd hiervoor een platte kruiwagen gebruikt, later vertoonden de karren een economisch meer aangepaste vorm. De woordtypen preswageltjes (Q 20) en karretjes met schappen (L 210) duidden een zgn. etagewagen aan, een wagon waarop de plankjes met vormelingen werden gelegd en waarmee men alle plankjes tegelijk in de rekken kon schuiven - Geuskens, pag. 92. [N 98, 93; monogr.] || Kar waarmee de turf naar huis vervoerd wordt. Opdat men de turf goed kan vervoeren en hem droog op kan stapelen, worden er aparte hekken geplaatst, v√≥√≥r, achter en opzij. [I, 74] I-13, II-4, II-8
karakter (aard) aard: aard (Venray, ... ), d⁄n aard (Venray), karakter: karakter (Venray), wezen: waeze (Venray) aard (karakter) [SGV (1914)] || aard, wezen || aard. karakter || de kenmerkelijke innerlijke, geestelijke eigenschappen waardoor de ene persoon zich van de andere onderscheidt [aard, karakter, tuk, inboezem] [N 85 (1981)] || karakter [SGV (1914)] III-1-4
kardinaalsmuts kardinaalsmuts: -  kardinaalsmuts (Venray) kardinaalsmuts [DC 60a (1985)] III-4-3
karekiet rietlijster: acrocephalus arundinaeceus  riētliester (Venray) karekiet, grote — III-4-1
karnemelk botermelk: botǝrmęlk (Venray), botǝrmɛlk (Venray) De voeistof die van de room overblijft als de boter gemaakt is. Op de kaart is het woordtype botermelk niet opgenomen. [L 1u, 103; L 27, 30; JG 1a, 1b; R 3, 49 en 71; S 17; S 23 add.; A 7, 16; RND 100; Gwn 10, 3; Vld.; monogr.] I-11
karnemelksepap botermelksepap: bòttermelksepáp (Venray) karnemelksepap III-2-3
karnen karnen: kęnǝ (Venray) Het op en neer bewegen van de vetdeeltjes in de melk of room, zodat deze zich aan elkaar hechten en op die manier boter vormen. Boter maken. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [S 17; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; L 27, 68; A 7, 23; A 28, 7; Ge 22, 8; Vld.; monogr.; add. uit N 12; A 16; S] I-11
karnmolen karnrad: kęnrat (Venray) De molen waarmee men karnt. De karnmolen staat rechtop en de verticale as draait met horizontale bewegingen. Een variant hierop is een liggende ton met een horizontale as met verticale ronddraaiende bewegingen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 53 en 55; L 1a-m; JG 1a, 1b, 1d; monogr.] I-11
karnstaf karner: kęnǝr (Venray), karnpols: kęnǝpøls (Venray), karnstaf: kęnǝstaf (Venray), pols: pøls (Venray), stamper: stɛmpǝr (Venray) Boterstoter bestaande uit een stok met een aan de onderzijde bevestigde plank die van gaatjes is voorzien. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 7, 19, 20, 21 en 23; A 16, 8, 8a, 8b en 8c; L 22, 8; L 27, 67 en 68; JG 1a, 1b, 1c; Ge 22, 18, 19 en 20; monogr.; add. uit: N 5A (I] I-11
karnvat botterkarn: [botter]kęn (Venray), karn: kan (Venray), kęn (Venray) Botervat waarbij de karnstaf (zie het lemma ''karnstaf'' (12.3) in deze aflevering) met de daaraan bevestigde schijf in een op- en neergaande beweging wordt gebracht. Dit vat, waarin de melk tot boter gekarnd wordt, kan van verschillende materialen gemaakt worden. Vaak was het van hout (kersenhout kērs in L 329) of steen en soms van metaal, bijvoorbeeld van een omgebouwde melkbus (melkbus męlǝkbøs in L 322a, melktuit męlǝktø̜i̯t in L 163, 164 en 165, tuit tø̜i̯t in L 373). Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering.' [A 7, 19, 19a en 23; A 16, 8a; L 1a-m; L 22, 8 add.; L 27, 67 en 68; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 17; Ge 22, 11, 15 en 16; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11