21802 |
klagen |
klagen:
de nōēed klaage (L210p Venray),
klage (L210p Venray)
|
droefheid en pijn door woorden te kennen geven, zich uitlaten over iets verdrietelijks [klagen, murmereken, kuimen, parmenteren, bulken, balken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
24989 |
klam, klef |
klam:
klam (L210p Venray)
|
vochtig aanvoelend en enigszins plakkend, gezegd van zaken die van nature droog zijn maar waartegen zich vocht heeft vastgezet [klam, klammig, nes, klef, nesk, wak, week] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
26179 |
klampen |
klossen:
klossen (L210p Venray)
|
De klampen waarmee de windborden aan de voorzoom vastliggen. [N O, 4c; A 42A, 68; N O, 4d]
II-3
|
23477 |
klank van een klok |
klank:
klaank (L210p Venray),
klank (L210p Venray),
toon:
toeen (L210p Venray)
|
De stem (klank, toon) van een klok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21862 |
klant |
klant:
klàant (L210p Venray)
|
iemand die in de winkel iets komt kopen [klant, kalant, cliënt] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24185 |
klapekster |
klapekster:
klapekster (L210p Venray)
|
negendooder [SGV (1914)]
III-4-1
|
21900 |
klaplopen |
op andermans tas lopen:
die loopt op andermans tes (L210p Venray)
|
leven van de goedgeefsheid van iemand anders [klaplopen, schoefelen, smarotsen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
23181 |
klappertje |
knapper:
Een weinig slagsas tussen papier geplakt, dat door een slag erop ontploft.
knápper (L210p Venray)
|
1. Klappertje.
III-3-2
|
23183 |
klappertjesgeweer |
knapgeweer:
knápgewaer (L210p Venray)
|
Speelgoedpistool, geweer.
III-3-2
|
24858 |
klaproos |
klaproos:
klaproewus (L210p Venray),
klaprōǝs (L210p Venray),
klaprūǝs (L210p Venray),
kláproeës (L210p Venray),
-
klaproo:s (L210p Venray),
klaproos (L210p Venray),
klaproous (L210p Venray),
olieknop:
ǫliknǫp (L210p Venray),
-
òllieknop (L210p Venray)
|
klaproos [DC 13 (1945)], [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || Papaver rhoeas L. Een tot 60 cm hoge, behaarde plant. De uit vier losse kroonbladeren bestaande bloem is vuurrood en aan de voet vaak zwart gevlekt. De zaaddoos is kaal, bijna eivormig, met donkere stempels in een radvormig figuur. De klaproos komt voor in en bij korenvelden op zwaardere grondsoorten, langs wegen, dijken en op ruigten en bloeit van mei tot juli. Bij de benamingen treedt wel verwarring op met de veel grotere en hogere (60 tot 120 cm) slaapbol (Papaver somniferum L.), die tot hetzelfde geslacht behoort. Dit geldt vooral voor de typen met maan-, slaap-, heul- en olie-. Zie Pauwels 1933 en Brok 1991. [A 13, 13; L 1, a-m; L 1u, 125; L 15, 9; S 18; monogr.]
I-5, III-4-3
|