26087 |
kozijn |
deurgebont:
dø̄rgǝbōnt (L210p Venray),
kozijn:
[kozijn] (L210p Venray),
kǝzin (L210p Venray),
raamkozijn:
rām[kozijn] (L210p Venray)
|
Houten of metalen raamwerk, bestaande uit twee stijlen met een boven- en onderdorpel, waarin een deur of raam wordt aangebracht. In Q 113 zijn kozijnen pas kort in gebruik. Voorheen paste men een constructie toe die 'blindraam' of 'rabat' werd genoemd. Daarbij werd in de massief gemetselde muur een opening gelaten waarin later het deur- of raamkozijn werd geplaatst. Het houtwerk van zo'n blindraam werd door middel van de pleisterlaag vastgezet. De kozijnen die tegenwoordig worden gebruikt, zijn dikker dan het kozijn dat bij de blindramen gebruikelijk was. Zij steken aan de binnen- en aan de buitenkant verder naar voren en worden vastgezet met behulp van kozijnankers, die tussen de voegen van de beide spouwmuren worden gemetseld. In verband met deze verankering in het metselwerk wordt het kozijn van tevoren geplaatst (Lochtman, pag. 42). Zie ook het lemma 'Muurraam'. [N 32, 10a-c; N 55, 6a-c; monogr.; div.]
II-9
|
30261 |
kozijnanker |
kozijnanker:
[kozijn]āŋkǝr (L210p Venray)
|
L-vormig ijzer waarmee een kozijn in de muur wordt vastgezet. Volgens een invuller uit L 289 werden kozijnen vroeger slechts met spijkers vastgezet. Het kozijnanker is een ontwikkeling van latere tijd. Zie voor het woordtype 'dook' (K 318, L 414) ook de toelichting bij het lemma 'Dook'. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(kozijn)-' het lemma 'Kozijn'. [N 32, 11a; N 55, 18a; monogr.]
II-9
|
18205 |
kraag |
kraag:
kregske (L210p Venray)
|
Kraagje (verkleinwoord). [DC 58 (1983)]
III-1-3
|
34491 |
kraaien, gezegd van de haan |
kraaien:
krē̜i̯ǝ (L210p Venray)
|
[N 19, 49; Vld.; monogr.]
I-12
|
17562 |
kraakbeen |
knoers/knors:
knoers (L210p Venray)
|
kraakbeen [noerz, knorzel, knoezelbeen] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
22858 |
kraaltjes |
kraaltjes:
krɛləkəs (L210p Venray)
|
kraaltjes [RND]
III-3-2
|
20139 |
kraambed |
kinderbed:
kienderbed (L210p Venray),
O(ud) V(enraays)
kienderbed (L210p Venray),
kraambed:
kraombed (L210p Venray),
J(onger) V(enraays)
kraombed (L210p Venray)
|
kraambed
III-2-2
|
20146 |
kraamverzorgster |
kraamhulp:
kraomhölp (L210p Venray)
|
kraamhulp
III-2-2
|
24196 |
kraanvogel |
kroenekraan:
kroenekraan (L210p Venray),
kroewnekraon (L210p Venray),
kroeënekraan (L210p Venray)
|
kraanvogel [SGV (1914)] || kraanvogel (114 alleen op trek; nu vrij zeldzaam; in grote V-vormige troepen overvliegend; alleen in Oost-Brabant; overnachtend bij vennen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17918 |
krabben |
krabben:
krabbe (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray)
|
krabben [SGV (1914)] || krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|