26438 |
ligger |
ligger:
ligger (L210p Venray)
|
De onderste, stilliggende molensteen. [N O, 17d; A 42A, 32; N D, 6; Sche 48; Vds 86; Jan 120; Coe 97; Grof 118; monogr.]
II-3
|
24485 |
liguster |
liguster:
Veldeke 1979, nr. 1
d’n liguster (L210p Venray),
WLD
leguuster (L210p Venray)
|
De liguster; een struik van 1-4 m hoogte met grauwe opgerichte takken, heeft witte bloemen en zware kogelvormige erwt-grote bessen; zeer bekend als haagplant (merekenspalm, theeboom, mondhout, heggesering). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
26843 |
ligveld voor het baggerslijk |
ligveld:
ligveld (L210p Venray)
|
Op de heide wordt een plek mooi glad afgemaaid als ligveld voor het baggerslijk. [I, 90]
II-4
|
18831 |
lijden |
elend hebben:
ieelend hebbe (L210p Venray),
lijden:
liejje (L210p Venray)
|
een onaangename toestand verduren [lijden, onderstaan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20443 |
lijkbaar |
baar:
baor (L210p Venray, ...
L210p Venray),
lijkbaar:
liekbaor (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray)
|
baar || lijkbaar || Lijkbaar.
III-2-2, III-3-3
|
20464 |
lijkbidder |
aanspreker:
ánspraeker (L210p Venray),
kerkenaanzegger:
naaste buren
kerkeaonzeggers (L210p Venray),
kerkengaanzegger:
buren
kirkegaanzeggers (L210p Venray),
kerkenzegger:
naaste buren
kerkezeggers (L210p Venray),
kerkenzegster:
vooral door de meisjes van naaste buren aangezegd
kerkezegsters (L210p Venray)
|
aanspreker, aanzegger || lijkbidders; wordt het overlijden aangezegd door de naaste buren of door lijkbidders? Hoe heten deze (aanzeggers, aansprekers, groeveneugers, uitingstneugers, lijkers, enz.)? (duidelijk vermelden of deze naam op de buren of op de lijkbidders slaat) [VC 03 (1937)]
III-2-2
|
20254 |
lijkenhuisje |
dodenhuisje:
doeie huuske (L210p Venray),
dojenhuuske (L210p Venray),
lijkenhuisje:
liekehuuske (L210p Venray),
liekenhuuske (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
Het gebouwtje op of bij het kerkhof, waar de lijkbaar staat en waar men vroeger zo nodig een lijk tijdelijk onderbracht [lijkenhuisje, liek(e)huuske, dodenhuisje, doeëdehuus-je?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20186 |
lijkstro |
dodenbosje:
De lijkkist werd dan op een wagen of kar geplaatst. De bodem was bedekt met stro. Bij kruispunten van wegen werd halt gehouden en, volgens oud gebruik, een klein bosje stro verbrand. Dit was een overblijfsel van een heidens gebruik, om boze geesten op een dwaalspoor te brengen
dojjeböske (L210p Venray),
lijkenstrooi:
liekeströj (L210p Venray),
lijkstrooi:
liekstroi (L210p Venray),
uitdr.: hij komt van het bed op het strooj
liekstroj (L210p Venray),
vroeger
liekstrooi (L210p Venray),
strooibosje:
Bij begrafenissen stond vroeger de lijkkist op stro op een kar. Bij kruispunten en splitsingen van wegen werd halt gehouden en een klein bosje stro verbrand. Dit was een overblijfsel uit de heidense tijd: een poging om boze geesten op een dwaalspoor te brengen
ströjböske (L210p Venray)
|
bosje stro || lijkstro || lijkstroo; Hoe noemt men dit lijkstroo (schoofstroo, reeuwstroo, enz.). Zij er bepaalde uitdrukkingen die hiermee verband houden (bv. hij komt van het bed op het stroo) [VC 03 (1937)] || strobosje (zie toel.)
III-2-2
|
20466 |
lijkwagen |
lijkenwagen:
liek(e)wage (L210p Venray)
|
lijkwagen
III-2-2
|
20423 |
lijkweg |
lijkweg:
speciale route die door de begrafenisstoet gevolgd wordt
liekweg (L210p Venray)
|
lijkweg
III-2-2
|