33768 |
manen |
manen:
mānǝ (L210p Venray)
|
Het lange nekhaar bij een paard. Paarden worden vaak onderscheiden naar de kleur van de manen (zie paragraaf 4.1). Zie afbeelding 2.13. [JG 1a, 1b; N 8, 21]
I-9
|
33914 |
manenschurft |
fistel:
festǝl (L210p Venray)
|
Steeds terugkerende verzwering of verettering, in de maanstapel en in de oren, te wijten aan een te warme, bedompte stal en onvoldoende huidverzorging. Door schuren en wrijven onststaan kale of bloedige verdikkingen waarop korsten komen. [N 8, 90t]
I-9
|
33769 |
manenstrang |
manenstrang:
mānǝstrāŋk (L210p Venray)
|
Gewelfde bovenkant van een paardenek waar de manen ingeplant zijn. Zie afbeelding 2.14. [N 8, 21 en 25]
I-9
|
18924 |
manier |
manier:
manier (L210p Venray),
menier (L210p Venray),
trant:
trânt (L210p Venray)
|
de wijze waarop men iets doet of waarop iets verricht kan worden [benier, gunstig, manier, gedwasje] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23071 |
manier van vissen |
koekelen:
Vgl. WNT: keukelen (I), een thans niet meer bekende manier van snippen [i.e. loopvogel] vangen of jagen.
koēkele (L210p Venray)
|
Vissen met de bedwelmende stof carbid.
III-3-2
|
18148 |
manken |
hompen:
hompe (L210p Venray),
lam lopen:
laam loeëpe (L210p Venray)
|
Gebrekkig lopen door bijv. ongelijke lengte van de benen (honkelen, lammen, knakken). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17984 |
mankeren |
iets voelen:
iets vēēle (L210p Venray),
mankeren:
mankiere (L210p Venray),
mankīēre (L210p Venray),
schelen:
schille (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
mankeren [SGV (1914)] || Mankeren: mankeren, schelen (schelen, mankeren, het hebben). [N 84 (1981)] || schelen, mankeren [SGV (1914)]
III-1-2
|
17713 |
mannelijk geslachtsorgaan |
geneuk:
geneuk (L210p Venray)
|
mannelijke geslachtsorgaan [gemach, gemaacht] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
34051 |
mannelijk kalf |
stier:
stīr (L210p Venray),
var:
var (L210p Venray),
varrenmuk:
varǝmø̜k (L210p Venray)
|
[N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.]
I-11
|
24369 |
mannelijk ree |
bok:
bôk (L210p Venray)
|
Ree, mannetjesree [N 94 (1983)]
III-4-2
|