21288 |
melkboer |
melkboer:
mɛləkbu.r (L210p Venray)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
24808 |
melkdistel |
distel:
-
distel (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray)
|
[DC 60A (1985)]gewone melkdistel (Cirsium arvense L.) [DC 60a (1985)]
I-7, III-4-3
|
34226 |
melken |
melken:
mɛlkǝ (L210p Venray)
|
Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.]
I-11
|
33778 |
melkgebit |
veulentand(en):
vø̄lǝtānt (L210p Venray)
|
Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a]
I-9
|
19514 |
melkkannetje |
romekannetje:
roeëmekenneke (L210p Venray)
|
melkkannetje
III-2-1
|
34568 |
melkkar |
romekar:
ruǝmǝkar (L210p Venray)
|
Kar om melkbussen van meerdere boeren van en naar de fabriek te brengen. Het was meestal een lange kar met een groot bodemoppervlak en lage zij-, voor- en achterplanken. [N 17, 15; N G 51; monogr.]
I-13
|
34227 |
melkstoeltje |
melkstoeltje:
mɛlkstylkǝ (L210p Venray)
|
Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.]
I-11
|
17624 |
melktanden |
zuiktanden:
zoektand (L210p Venray)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19930 |
melkzeef |
melkzij:
mɛlǝkzēi̯ (L210p Venray)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
33554 |
meloen |
meloen:
Veldeke 1979, nr. 1
de meloen (L210p Venray)
|
Een meloen, de komkommerachtige oranjekleurige of groene, sappige, smakelijke vrucht (meloen, kanteloep). [N 82 (1981)]
I-7
|