17872 |
muilpeer |
muilpeer:
moelpēēr (L210p Venray),
moelpêr (L210p Venray)
|
muilpeer, slag op de kaak [SGV (1914)] || Slag op de kaak; muilpeer (flets, fleer, plakkaat, kek, kokarde, klamats). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18308 |
muiltje |
slof:
slôf (L210p Venray)
|
Hoe noemt men de muilen? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
24357 |
muis |
muis:
moes (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
muis [SGV (1914)]
III-4-2
|
24437 |
muis (mv.) |
muis (mv.):
muus (L210p Venray)
|
muizen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-2
|
20774 |
muisjes |
muisjes:
Bij n neej ki‰ndje kriede duk beschuut mit muËskes MuËske,muËske,muËske, geft mij òwwen neejen tând, dan kriede gij dn âlde
muūskes (L210p Venray)
|
muisje,soort hagelsagkorrel
III-2-3
|
20122 |
muizen |
muizen:
muze (L210p Venray),
jagen van de kat op muizen
moēze (L210p Venray, ...
L210p Venray),
Veldeke 1979 nr. 1
muuze (L210p Venray)
|
Hoe noemt u jacht maken op muizen, gezegd van de kat (muizen) [N 83 (1981)] || muizen || muizen (ww) [SGV (1914)]
III-2-1
|
18418 |
muts: algemeen |
kips:
WNT: kips (I), (vrouwen)hoed of (mans- of jongens)pet.
kips (L210p Venray),
muts:
muts (L210p Venray),
møts (L210p Venray),
pots:
Soort baret.
puts (L210p Venray)
|
muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
29388 |
mutsenmaakster |
toerenmaakster:
tūrǝmākstǝr (L210p Venray)
|
Vrouw die vroeger vrouwenmutsen maakte. [N 61, 1a]
II-7
|
30091 |
muur |
muur:
mȳr (L210p Venray)
|
Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld]
II-9
|