24506 |
muurbloem |
vlierbloem:
-
vlierbloem (L210p Venray)
|
muurbloem
III-4-3
|
30231 |
muurdam, penant |
kalf:
kalǝf (L210p Venray
[(van hout)]
),
penant:
pinant (L210p Venray)
|
Betrekkelijk smal stuk muur tussen twee vensters of tussen een venster en een andere muur. [N 55, 75; N 32, 12b; N 32, 14; monogr.]
II-9
|
23492 |
muurkapelletje |
muurkapel:
muurkapel (L210p Venray),
muurnis:
muurnis (L210p Venray),
niskapel:
niskapel (L210p Venray)
|
Een kastje of kleine nis, aangebracht tegen een muur en voorzien van een beeld of relikwie. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24762 |
muurpeper |
muurpeper:
-
muurpèper (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
muurpeper (Sedum acre L.) [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
30205 |
muurplaat |
muurplaat:
mȳrplāt (L210p Venray)
|
Zie kaart. De plank of balk waarmee de buitenmuur aan de bovenzijde wordt afgedekt en waarop het dakgebint rust. Muurplaten worden met behulp van ankers aan de muur bevestigd. Zie ook afb. 49b. Zie voor het woorddeel -worm in het woordtype onderworm ook het lemma 'Gording'. [N 4A, 14g; N 54, 156; monogr.; div.]
II-9
|
30145 |
muurvlechting |
boerevlechting:
būrǝvlęxteŋ (L210p Venray)
|
Wigvormig muurdeel waarvan de steenlagen loodrecht op de helling van de muurlijn staan. De lagen van de muurvlechting lopen alle tot een zelfde lintvoeg door. Kleine muurvlechtingen worden uitgevoerd in staand verband, grotere in kruisverband. Zie ook afb. 42. [N 31, 29]
II-9
|
22751 |
muziek |
muziek:
meziek (L210p Venray)
|
muziek [SGV (1914)]
III-3-2
|
22670 |
muziekinstrument |
instrument:
enstreͅmənt (L210p Venray)
|
Een instrument waarmee muziek gemaakt kan worden [instrument, muziekje]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22666 |
muzikant |
muzikant:
muzekant (L210p Venray)
|
Iemand die een muziekinstrument bespeelt of muziek componeert [musicus, muzikant]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
28952 |
naad |
naad:
nǭt (L210p Venray)
|
Verbinding die ontstaat bij het aanelkaarnaaien van twee stukken van een stof (Van Dale, pag. 1769). [Wi 5; S 25; Gi 1.IV, 14]
II-7
|