23725 |
nabidden |
nabidden:
naobidde (L210p Venray)
|
Nabidden, d.w.z. antwoorden bij het bidden, de tweede helft van een gebed bidden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21816 |
nabootsen |
nadoen:
iemand noa dōēn (L210p Venray),
nao doen (L210p Venray)
|
iemands stemgeluid imiteren [nabootsen, papegaaien] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21843 |
nachtbraken |
nachtbraken:
nachtbraake (L210p Venray),
náchtbrake (L210p Venray)
|
tot diep in de nacht uitgaan, nachtbraken [zwabberen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
24213 |
nachtegaal |
nachtegaal:
nachtegaal (L210p Venray)
|
nachtegaal [SGV (1914)]
III-4-1
|
18608 |
nachtjapon |
nachtpon:
nāchtpon (L210p Venray)
|
nachtjapon [nachtpon, bedjak, nachtjak, jak] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
19796 |
nachtkastje |
nachtkastje:
naach(t)kaesje (L210p Venray)
|
nachtkastje
III-2-1
|
19607 |
nachtlampje |
nachtlampje:
naach(t)lempke (L210p Venray)
|
nachtlampje
III-2-1
|
18660 |
nachtpak |
hansop:
Van Dale: hansop, 2) wijd kledingstuk, gelijkende op de kleding der hansworsten, soort van overall, m.n. als nachtgewaad voor kinderen. vgl. WNT hanssop -hansop. 4) Bij overdracht. Naam voor een kleedingstuk (als nachtgewaad voor kinderen nog in gebruik), gelijkende op het gewaad van den hanssop, en bestaande uit lijf en broek met lange pijpen aan één stuk.
hansjop (L210p Venray)
|
nachtpak, overall-achtig ~ met een klep aan de achterkant [hansop] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24394 |
nachtvlinder |
schaar:
witte soort —
schaor (L210p Venray)
|
nachtvlinder
III-4-2
|
24214 |
nachtzwaluw |
boomkikker:
boēwmkikker (L210p Venray),
bôêmkikker (L210p Venray),
geitenmelker:
gètemelker (L210p Venray),
gétemèlker (L210p Venray)
|
nachtzwaluw || nachtzwaluw (27 vrij zeldzame zomervogel; meest op de hei; bruin met allerlei streepjes en vlekjes; overdag onvindbaar; maakt geen nest; roep ratelend [errrrrr-orrrrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|