e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
natuurlijke waterloop beek: bēk (Venray), beekje: bekskǝ (Venray), loopgraaf: lōpgrāf (Venray) Natuurlijke, smal stromende waterloop. [N 27, 25; N 27, 24; A 2, 48; A 10, 21; A 20, 1d; A 20, 1c; AGV, m1; L 24, 17; L 24, 27; L 33, 10; L 37, 15; R I, 23; S 33; monogr.] I-8
nauw, eng eng: eng (Venray), krempel: Vb. dat pák is te krempel gemákt.  krempel (Venray), nauw: naauw (Venray), smal: smaal (Venray) klein van in- of doorgang, niet wijd, met weinig ruimte [bekremmeld, eng, strang, nauw] [N 91 (1982)] || nauw [SGV (1914)] || nauw, eng III-4-4
nauwelijks stekende bijen rustige bijen: røstegǝ bejǝ (Venray), zege bijen: zege bijen (Venray) Volk dat nauwelijks steekt. Het ene ras is zachtaardiger dan het andere. Dit kan een gevolg zijn van veredeling op zwermtraagheid en krachtig broeden. Deze twee factoren verminderen de lust tot steken. [N 63, 73e; Ge 37, 126; monogr.] II-6
nauwgezet; nauwgezet persoon pront: prónt (Venray), secure, een -: ene sekuure (Venray), secuur: secuur (Venray) Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND] || met zorg en aandacht te werk gaand, niet slordig of oppervlakkig [consciëntieus, secuur, precies, weiger] [N 85 (1981)] III-1-4
navel buiknagel: boeknagel (Venray, ... ), buiknavel: boeknavel (Venray), navel: navel (Venray) navel [DC 02 (1932)] || Navel: het litteken van de navelstreng midden op de buik (nakker, nagel, navel). [N 84 (1981)] III-1-1
nawort tweede aftreksel: tweede aftreksel (Venray) De vloeistof die de tweede keer uit het beslag gewonnen wordt. [N 35, 47; N 35, 40] II-2
nazaat loot: de jongste loot aan de stam  loeët (Venray) telg III-2-2
neef geneven: genaeve (Venray), neef: naef (Venray), nêf (Venray), neen  neif (Venray), nēēf (Venray), nēf (Venray) gezamenlijke neven || neef || neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)] III-2-2
neerslaan omslaan: ømslōn (Venray) De vormbakken op de droogplaats omkeren, zodat de vormelingen met de afgestreken zijde op de bezande bodem komen te liggen. In L 381 noemde men een rij van een bepaalde lengte, ongeveer twaalf omgekeerde vormen, een slag (ēlāx) - Donkers, pag. 62. [N 98, 96; monogr.] II-8
neerslager omslager: ømslē̜gǝr (Venray) Arbeider die de gevulde vormbakken omkeerde op de droogplaats. [N 98, 97; monogr.] II-8