20482 |
nicht |
genichten:
genichte (L210p Venray),
nicht:
nicht (L210p Venray),
neen
nicht (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray)
|
gezamenlijke nichten || nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17698 |
nier |
nier:
nier (L210p Venray)
|
nier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24716 |
niet gedijen |
geen aard (hebben):
WLD
genne aard (L210p Venray),
niet wassen:
Veldeke 1979 nr 1 later: nie aarde
nie wâsse (L210p Venray)
|
Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
30331 |
niet haaks |
schiks:
sxeks (L210p Venray)
|
Niet zuiver rechthoekig, gezegd van bijvoorbeeld een werkstuk. [N 53, 199b; monogr.]
II-12
|
18801 |
niet helder van geest |
dutselachtig:
dutselechtig (L210p Venray),
halfwijs:
halfwies (L210p Venray)
|
niet goed snik || niet helder van geest, zwak van geest [dutselachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22131 |
niet meer aankomen na de wedstrijd |
verspelen:
verspult (L210p Venray)
|
niet meer aankomen na de wedstrijd? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18220 |
niet passen |
niet passen:
t⁄ pèst nie (L210p Venray),
van geen kanten passen:
van gen kânte pâsse (L210p Venray)
|
niet passen, gezegd van kledingstukken [pronsen, bolderen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
20167 |
niet zindelijk |
niet droog:
nie drūūg (L210p Venray),
nog in de boks doen:
den dut ⁄t nog ien de bôks (L216p Venray),
nog niet droog:
is nog nie drueg (L216p Venray),
nog nie druuëg (L210p Venray),
nog niet proper:
nog nie proëper (L210p Venray)
|
onzindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften niet beheersend; onzindelijk, gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|
18921 |
nietsnut |
lanterfanter:
lānterfānter (L210p Venray),
laplander:
láplender (L210p Venray),
lapzwans:
lápswâns (L210p Venray),
niksnut:
niksnut (L210p Venray),
strontkerel:
stroontkél (L210p Venray),
vuilerd:
voelerd (L210p Venray)
|
een persoon die tot niets deugt [leep, nietsnut, nietsnutter, nietsnutterik] [N 85 (1981)] || iemand die niets doet [druil, plod, patrak, loefer] [N 85 (1981)] || nietsnut || nietsnut, luilak || nietsnutter, onbehouwen vent || vent van niks, zonder inhoud
III-1-4
|
25172 |
nieuwe maan |
duister:
duster (L210p Venray),
nieuwe maan:
neej moan (L210p Venray),
nĕĕi moan (L210p Venray),
nìj maon (L210p Venray),
Opm. dit is een zijw. uitdrukking (zijw. = zijwoord - zelfst. nw. te vervangen door het pers. vnw. "zij").
neej maon (L210p Venray)
|
maan [donkere ~] [SGV (1914)] || nieuwe maan || schijngestalte van de maan: nieuwe maan [donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|