22319 |
nieuwjaar |
nieuwjaar:
neejjaor (L210p Venray),
nieuwjaarsdag:
neejjaorsdág (L210p Venray)
|
Nieuwjaar. || Nieuwjaarsdag.
III-3-2
|
19052 |
nieuws |
nieuws:
neejs (L210p Venray),
nĕĕjs (L210p Venray),
ni-js (L210p Venray)
|
een bericht over iets dat nog onbekend was [nets, nieuws] [N 85 (1981)] || nieuws [SGV (1914)]
III-3-1
|
19010 |
nieuwsgierig |
nieuwsgierig:
neejsgierig (L210p Venray),
nĕĕjsgierig (L210p Venray),
nijschiereg (L210p Venray),
vraagachtig:
vraogechteg (L210p Venray)
|
nieuwsgierig [SGV (1914)] || nieuwsgierig, benieuwd: die vrouw is erg - [DC 16 (1948)]
III-1-4
|
19177 |
nieuwsgierigaard |
gaapstok:
gaapstok (L210p Venray),
gaper:
gaper (L210p Venray),
nieuwsgierige aap:
neejsjiegere aap (L210p Venray),
nijsgieregenaap (L210p Venray)
|
iemand die alles nieuwsgierig bekijkt [gaper] [N 85 (1981)] || nieuwsgierig persoon
III-1-4
|
18020 |
niezen |
niezen:
nieze (L210p Venray),
nīēze (L210p Venray)
|
niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)] || niezen, proesten [SGV (1914)]
III-1-2
|
30857 |
nijptang |
knijptang:
kniptáŋ (L210p Venray)
|
In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.]
II-11
|
21401 |
niks waard |
niks waard:
werd (L210p Venray)
|
waard (dat is niets ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
20504 |
nippen |
lebberen:
lebbere (L210p Venray),
proeven:
pruuve (L210p Venray),
prūūve (L210p Venray)
|
Hoe noemt U: Met kleine beetjes drinken (pisen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
30108 |
nisbus |
buizegat:
bȳzǝgat (L210p Venray)
|
Metalen bus die in de opening voor de rookpijp van een schoorsteen wordt ingemetseld ten einde de kachelpijp op te nemen. De bus bestaat uit een cilinder met vaste kraag en een in de schoorsteen te buigen rand. In deze cilinder zit een tweede cilinder geklonken. [N 32, 26c; monogr.]
II-9
|
20401 |
noemen |
noemen:
numən (L210p Venray),
zeggen:
zegge (L210p Venray)
|
noemen, een naam geven [DC 03 (1934)]
III-2-2
|