20382 |
ongehuwd samenleven |
achter de heg getrouwd zijn:
achter de heg getrowd zien (L210p Venray),
bij mekaar zitten:
bij mekaar zitte (L210p Venray),
hokken:
hokke (L210p Venray)
|
ongehuwd samenwonen || samenleven van man en vrouw zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [meuken, jennen] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20337 |
ongehuwde moeder |
haagweeuw:
haagweduwe?
häökwew (L210p Venray),
heggenweeuw:
heg(ge)wew (L210p Venray)
|
ongehuwde moeder || ongetrouwde (zwangere) vrouw
III-2-2
|
18821 |
ongelukkige |
pechvogel:
pech vogel (L210p Venray),
tobberd:
d⁄n tobberd (L210p Venray)
|
iemand die door het ongeluk is getroffen [stakkerd, duts] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25057 |
ongeordende hoeveelheid, chaos |
bijeenraapsel:
bi-jen rapsel (L210p Venray),
boel:
bōēl (L210p Venray),
in de war:
(garen).
ien de wor (L210p Venray)
|
boel [SGV (1914)] || een min of meer ordeloze menigte al of niet bijeenhorende zaken [boel, boek, omboel, deel, vracht, schep, scheut, meuk, drommel] [N 91 (1982)] || een verwarde boel [hals, rommel, piëel, warwinkel, werzel, pan] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21919 |
ongepaarde mannelijke duif |
ompe hoorn:
ömpe hoore (L210p Venray)
|
Hoe heet de jonge, nog ongepaarde mannelijke duif? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21921 |
ongepaarde vrouwelijke duif |
omp duifje:
ömp duufke (L210p Venray)
|
Hoe heet de jonge, nog ongepaarde vrouwelijke duif? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23486 |
ongewijde aarde |
ongewijde aarde:
ongeweejde eerd (L210p Venray),
ongeweide erd (L210p Venray),
ongewijde aerde (L210p Venray),
oongeweijde aerd (L210p Venray),
ongewijde grond:
oongeweijde groond (L210p Venray)
|
Het deel van het kerkhof dat vroeger diende als begraafplaats a) voor ongedoopt gestorven kinderen, b) evt. voor iemand die zelfmoord had gepleegd, c) evt. voor een gevonden maar niet geïdentificeerd lijk [ongewiejde èèrd, ...buiten de heg", verloren kerk [N 96A (1989)]
III-3-3
|
28669 |
ongezuiverde was |
rauwe was:
rø̜wǝ was (L210p Venray)
|
De van honing ontdane maar nog niet gewassen raten. [N 63, 121b; Ge 37, 146; monogr.]
II-6
|
20539 |
onhandig snijden |
vraggelen:
vrággele (L210p Venray)
|
Hoe noemt U: Op een onhandige manier in het vlees snijden (prossen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33291 |
onkruid, algemeen |
drek:
drɛk (L210p Venray),
onkruid:
onkryt (L210p Venray)
|
De verzamelnaam van in het wild groeiende planten, tussen de cultuurgewassen; ze belemmeren de cultuurgewassen in hun groei en de boer zal ze dan ook bestrijden. Naar aanleiding van de opgave nuttigheid in L 387 merkt de zegsman op: "Nut is hier ɛvuil, viesɛ"; waarschijnlijker dan deze volksetymologie is echter dat het voorvoegsel on- hier is uitgevallen. Puinen, puimen is eigenlijk de soortnaam van een afzonderlijke plant (zie het lemma Kweek) maar hier uitdrukkelijk opgegeven als de algemene benaming voor alle soorten onkruid. Hetzelfde geldt voor de opgaven reutsel (zie het lemma Perzikkruid). De varianten op -ds zoals vuiligheids vertonen pseudo-klankverschuiving. [N 11, 70a en 80a; N 11A, 172d; N 14, 123 en 124; N 17, 11; N P, 15b en 16b; JG 1a, 1b; A 17, 11; A 26, 9; A 28, 10; A 30, 2; A 39, 1b; A 43, 13; L 2, 18; S 26; Wi 6; monogr.]
I-5
|