33021 |
oogsten |
oogsten:
ōi̯xstǝ (L210p Venray)
|
De algemene benaming voor het geheel van werkzaamheden in de oogsttijd; het werkwoord. In Belgisch Limburg is de oorsponkelijke betekenis van oogsten "naoogsten, aren lezen", zie het lemma ''aren lezen'' (5.2.4). Bij het woordtype oogsten zijn de varianten eerst naar de klankkleur van de klinker, en daarbinnen op de medeklinkercluster (wegval) geordend. [L 40, 8; Wi 43; monogr.; add. uit N 15, 7]
I-4
|
17732 |
oogvuil (slaper) |
kod:
kod (L210p Venray),
kodje:
kötjes (L210p Venray)
|
vuil, Gedroogd ~ in de ooghoeken (slaper, slaap). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24220 |
ooievaar |
ooievaar:
ŏŏjevaar (L210p Venray)
|
ooievaar [SGV (1914)]
III-4-1
|
20356 |
oom |
oom:
eum (L210p Venray),
ooum (L210p Venray),
oôme (L210p Venray),
ōēm (L210p Venray),
uuëm (L210p Venray),
neen
oewem (L210p Venray),
ome (L210p Venray),
vroeger veelal voorafgegaan door de naam van de oom b.v.: Jan-oom (dus niet oom Jan!)
oeëme (L210p Venray)
|
getrouwde oom || oom [SGV (1914)] || oom; Bestaan er verschillende woorden voor een oom van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17757 |
oor |
oor:
oewr (L210p Venray),
oeər (L210p Venray),
ōr (L210p Venray),
urə (L210p Venray)
|
oor [DC 01 (1931)] || oren [RND]
III-1-1
|
19284 |
oordelen |
oordelen:
oeërdieële (L210p Venray),
schikken:
schikke (L210p Venray)
|
door redeneren tot een gevolgtrekking komen, oordelen [schikken] [N 85 (1981)] || oordelen
III-1-4
|
18238 |
oorknop |
knopje:
knöpkes (L210p Venray),
oorbel:
oerbel (L210p Venray),
oorknopje:
oeërknöpkes (L210p Venray)
|
sieraad min of meer in de vorm van een knop die men aan elk oor draagt [knop, oorknop, dormeuse] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17615 |
oorlel |
oorlel:
ōrlĕl (L210p Venray)
|
oorlel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
21746 |
oorlog |
oorlog:
oerlog (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
de strijd tusseen twee of meer volken, vorsten of staten [oorlog, krijg] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21186 |
oorlogsschip |
oorlogsschip:
oerlogsschip (L210p Venray)
|
een schip gebouwd en uitgerust om in de oorlog gebruikt te worden [manwaar] [N 90 (1982)]
III-3-1
|