e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pinksteren pinksteren: Pinstere (Venray) Pinksteren [SGV (1914)] III-3-3
pinstokken (voor de slee) pikjagers: pikjagers (Venray) pikstokken waarmee de kinderen een slee (waarop ze zitten) voortduwen [N 08 (1961)] III-3-2
pioen pioen: -  pioen (Venray), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  pioen (Venray), stinkbloem: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  stinkbloem (Venray) [DC 17 (1949)]Ook mat. van ZND 15 (1930), 018 opgenomen [ZND 05 (1924)] || Pioen (Paeonia officinalis L.) [DC 17 (1949)] I-7, III-2-1
pissebed keldervarken: keldervaerke (Venray), kelderzeug: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  kelderzeug (Venray), Veldeke 1979 nr. 1  de kelderzòg (Venray), stekelvarken: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  strekelvêreke (Venray), varken: WLD  vèrke (Venray), zeug: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  zog (Venray) Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)] || pissebed, keldermot [GV K (1935)] III-4-2
pit van een steenvrucht kern: kaer (Venray), kêr (Venray), kraal: kral (Venray), pit: Veldeke 1979, nr. 1  de pit (Venray), steen: WLD  stīēn (Venray) De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)] || kern [SGV (1914)] || pit I-7
pit, kern van fruit kern: kɛr (Venray), pit: petən (pl) (Venray) [RND 10] I-7
plaats maken opschuiven: (zitplaats).  opschuuve (Venray), plaats maken: plats maake (Venray) ruimte beschikbaar maken [plaats maken, schavelen] [N 91 (1982)] III-4-4
plaats, ruimte plaats: plŏats (Venray, ... ) plaats [SGV (1914)] III-4-4
plafond plafond: plafǫn (Venray), plǝfon (Venray), plǝfǫn (Venray), zolder: zolder (Venray) Zie kaart. Het ondervlak of de bekleding van een zoldering. In het onderzoeksgebied wordt onder een 'plafond' vooral een gepleisterde, meestal met lijsten en/of reliefs van stuc versierde bekleding van een zoldering verstaan. De term 'zoldering' wordt daarentegen gebruikt voor het ondervlak van een verdiepingsvloer waarvan de draagbalken nog zichtbaar zijn. Zie ook het 'Limburgs Idioticon', pag. 295, s.v. 'zoldering', ø̄Met de bepaalde betekenis van onbeplakten zolder. Geh. rond Maeseyck.ø̄ Om een gepleisterd plafond te maken worden eerst tengels op onderlinge afstand van ongeveer 7 cm onder de balken van de bovenliggende vloerlaag gespijkerd. Aan de tengels wordt vervolgens droog Maasriet bevestigd, dat met zigzagsgewijs om platkopspijkers gewonden koperdraad tegen de tengels wordt vastgeklemd. In plaats van riet kan ook steengaas worden gebruikt. Daarna wordt eerst een ruwe laag vette kalkmortel aangebracht en vervolgens wordt het geheel afgewerkt met een mengsel van kalk en gips. Langs de wand brengt men gewoonlijk een plint aan die wordt vervaardigd door op het plafond latjes te bevestigen en de plint gelijk met die latjes af te werken. Eventuele ornamenten worden met gips opgeplakt. In L 383 sprak men bij een boerderij vooral van de 'zolder' en in een gewoon huis van het 'plafond'. [N 6, 20; N 54, 143a; L 2, 19; monogr.; Vld.] II-9
plafondlat pleisterlat: plistǝrlat (Venray) Lat met een formaat van ongeveer 2.5 x 1 cm (1 x 0.5 duim). Zie ook het lemma ɛplafondlattenɛ in wld II.9, pag. 144. Plafondlatten dienen als ondergrond voor de pleisterlagen van plafonds.' [N 50, 73f; monogr.] II-12