19418 |
poken |
poken:
poeëke (L210p Venray),
porken:
Mit \'t raokeli‰zer ien de káchel poerke
poerke (L210p Venray),
rakelen:
raokele (L210p Venray, ...
L210p Venray),
rōͅkələ (L210p Venray)
|
poken [SGV (1914)] || rakelen
III-2-1
|
22048 |
pokken |
pokken:
pokke (L210p Venray)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: pokken, gezwellen op de huid, vooral de kop? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24803 |
pol |
pol:
pol (L210p Venray)
|
bosje planten in groei
III-4-3
|
21437 |
politieagent |
blauwe, een ~:
d’n blaowe (L210p Venray),
ene blôuwe (L210p Venray),
politie (<lat.):
de pliesie (L210p Venray)
|
een agent van politie [linkert, agent] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17657 |
pols |
pols:
pols (L210p Venray),
pŏls (L210p Venray)
|
pols [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18292 |
polsmof |
polsmofje:
polsmöfke (L210p Venray)
|
polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33807 |
pommelee, appelschimmel |
appelschimmel:
apǝlsxemǝl (L210p Venray),
gepenningd:
gepenningd (L210p Venray)
|
Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e]
I-9
|
31634 |
pomphuis |
pompenbuis:
pōmpǝbȳs (L210p Venray)
|
Het cilindervormige pomplichaam waarin de pompzuiger verticaal op en neer beweegt. Het pomphuis wordt aan de bovenzijde afgesloten met een deksel. De taps toelopende onderzijde ervan bevat het pompslot dat verhindert dat opgepompt water terug kan stromen naar de ondergrond. Zie ook afb. 236a. Volgens de invuller uit L 423 werd het pomphuis uit rood koper vervaardigd. Zie voor het woordtype pompenstevel (Q 95) ook het Maastrichts woordenboek, s.v. ɛpómpestievelɛ: "bovenste deel van een pomp, waaraan de benedenbuis is bevestigd."' [N 64, 133e; N 66, 49e; monogr.]
II-11
|
33572 |
pompoen |
pronkappel:
proonkáppel (L210p Venray)
|
pompoen
I-7
|
31639 |
pompzwengel |
pompenzwengel:
pōmpǝzweŋǝl (L210p Venray)
|
Een met de hand te bedienen hefboom die door middel van de zuigerstang de pompzuiger op en neer doet bewegen. Zie ook afb. 240. Met het woord ɛijzerwerkɛ (izarwerak) werd in L 423 het geheel van alle metalen onderdelen aangeduid die nodig waren om de zuiger in beweging te brengen. Het ijzerwerk bestond behalve uit de pompzwengel ook uit de ɛstoelɛ (sto:l), de ondersteuning van het scharnierpunt van de pompzwengel, en de passant (pasant), een uit twee metalen plaatjes vervaardigd overgangsstuk dat de scharnierende verbinding vormde tussen de pompzwengel en de zuigerstang. Het hele ijzerwerk was gemonteerd op een houtenplank, de pompenplank (pompzplayk).' [N 64, 133n; N 66, 49n; monogr.]
II-11
|