21479 |
punaise |
punaisetje (fr.):
penêske (L210p Venray)
|
een klein metalen stiftje met grote platte kop voor het vastzetten van tekeningen etc. [tetske, punaise] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25014 |
punt, stip |
punt:
pont (L210p Venray),
punt (L210p Venray, ...
L210p Venray),
stip:
stip (L210p Venray)
|
een zeer klein rond teken, een punt [stip, tikske] [N 91 (1982)] || punt [SGV (1914)]
III-4-4
|
29959 |
punthamertje |
tegelhamertje:
tēgǝlhē̜mǝrkǝ (L210p Venray)
|
Hamertje waarmee men gaatjes in een tegel kan slaan. De kop van het hamertje heeft daartoe doorgaans een kegelvormig, spits toelopend uiteinde. In Q 98 werd voor het maken van gaatjes in een tegel een 'boortje' ('bø̄rkǝ') gebruikt. [N 32, 42c]
II-9
|
17594 |
pupil |
oog:
oeëg (L210p Venray)
|
Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|
25038 |
purper, paarsrood |
purper:
purper (L210p Venray)
|
de kleur paarsrood [purper, pilper] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24227 |
putter |
puttertje:
putter(ke) (L210p Venray),
putterke (L210p Venray)
|
putter || putter (12 man en pop gelijk; rood gezicht, geel in vleugel, wit in staart; hier alleen op trek; vrij schaars; distelliefhebber; zang is vrolijk, druk gedjiedel; veel in kooi [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33623 |
putzwengel |
wip:
wep (L210p Venray)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
19079 |
raad |
raad:
raod (L210p Venray),
road (L210p Venray)
|
raad [SGV (1914)] || raad, hulp, steun
III-1-4
|
22726 |
raadsel(tje) |
raadsel(tje):
en roadsel (L210p Venray),
en rödselke (L210p Venray),
raodsel (L210p Venray),
raodselke (L210p Venray),
rodsel (L210p Venray, ...
L210p Venray),
rotsel (L210p Venray),
rötselke (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
1. Raadsel. || raadsel [N 07 (1961)] || raadseltje [N 07 (1961)]
III-3-2
|
27904 |
raam |
raam:
rãm (L210p Venray
[(+)]
),
rām (L210p Venray)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|