33575 |
raapstelen |
snijmoes:
Veldeke 1979, nr. 1
’t sneejmoes (L210p Venray)
|
De jonge gesteelde bladeren van de kleine witte meiraap die in het voorjaar als groente gegeten worden; raapstelen (kelen, rieten, steeltjes). [N 82 (1981)]
I-7
|
20801 |
raapstelenstamppot |
stelenmoes:
stelemoes (L210p Venray)
|
stamppot van raapstelen
III-2-3
|
19057 |
raar, vreemd |
aardig:
areg (L210p Venray),
raar:
raar (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray,
L210p Venray,
L210p Venray),
vreemd:
vrĕĕmd (L210p Venray),
vrimd (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
01; vreemd [SGV (1914)] || gek, ongewoon, vreemd, zonderling || raar [DC 02 (1932)] || raar, zonderling || vreemd, raar || vreemd: Hoe luidt in uw dialect het woord - [DC 19 (1951)]
III-1-4
|
21361 |
raaskallen |
bazelen:
bazele (L210p Venray),
quatschen (du.):
kwatse (L210p Venray)
|
onzin praten, raaskallen [revelen, raaskallen, wauwelen, lullen, bazelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
28447 |
raat |
bijenraat:
bejǝrǭt (L210p Venray),
raat:
raat (L210p Venray),
rōt (L210p Venray)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
28653 |
raathoning, tafelhoning |
raathoning:
rǭthoneŋ (L210p Venray)
|
Blanke honing die in de raat verkocht wordt. [N 63, 115b; monogr.]
II-6
|
19224 |
raden |
raden:
rao-je (L210p Venray),
raoje (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray),
roaje (L210p Venray),
roje (L210p Venray)
|
raden [N 07 (1961)] || raden (ww.) [SGV (1914)] || raden, gissen
III-1-4, III-3-2
|
33577 |
radijs |
radijs:
redies (L210p Venray)
|
radijs
I-7
|
21209 |
radio |
radio:
radio (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
een radio-ontvangtoestel [radio] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18167 |
rafel |
losse draad:
losse draoj (L210p Venray)
|
Hoe noemt men de losse draden, die uit een weefsel loslaten? (Nederl. rafels) [DC 31 (1959)]
III-1-3
|