18058 |
rochelen |
rochelen:
rochele (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
rochelen [SGV (1914)] || rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
23447 |
rochet |
rochet (fr.):
rochet (L210p Venray)
|
Het korte witte kleed over de misdienaarstoog [rochet, rökkele?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33478 |
rode aalbes |
miemer:
De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).
miemer (L210p Venray),
Veldeke 1979, nr. 1 De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).
de miemer (L210p Venray),
miemerberen:
mv: -e
miemerbè:re* (L210p Venray),
miemeren:
mv.
mimere (L210p Venray),
rode miemer:
roj miemer (L210p Venray, ...
L210p Venray),
rode miemerberen:
mv: -e
rooi miemerbè:re* (L210p Venray),
rode miemeren:
mv: -e
rooi miemere (L210p Venray)
|
[DC 13 (1945)]aalbes [N 82 (1981)], [SGV (1914)]
I-7
|
33231 |
rode biet |
kroot:
krōt (L210p Venray),
krūǝt (L210p Venray),
rode kroot:
rōi̯ krōt (L210p Venray)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
20886 |
rode bieten |
kroten:
kroeëte (L210p Venray)
|
rode bieten; Wanneer ze als groente voor het eten bestemd zijn en er wordt thuis gevraagd: "Wat eten we vandaag?"wat wordt er dan geantwoord? "We eten vandaag ............. [DC 49 (1974)]
III-2-3
|
24405 |
rode bosmier |
rode zeikdempel:
roeeje zekdempel (L210p Venray)
|
rode bosmier. Dialectbenamingen voor soorten mieren [N102 (1998)]
III-4-2
|
20655 |
rode kool |
rode kappes:
rojjekáppes (L210p Venray),
rode kool:
rode kool (L210p Venray),
rood moes:
roeëdmoes (L210p Venray),
rood moes (L210p Venray)
|
gekookte rodekool || Rode kool (als plant of gewas) [DC 27 (1955)] || rode kool als gerecht [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
33487 |
rode renet, sterappel |
binnenrode:
sterappel
binnerojje (L210p Venray)
|
appel, soort
I-7
|
24562 |
rododendron |
rode-dendron:
rodendendron (L210p Venray),
rododendron:
Zoals in het Nederlands.
rododendron (L210p Venray)
|
[DC 76 (2002)]
I-7
|
21733 |
roede |
molenroede:
mø̄lǝruj (L210p Venray),
roe(de):
roei (L210p Venray),
roej (L210p Venray)
|
een aantal takjes tot een bosje bij elkaar gebonden als strafwerktuig [roe, gips, gisp, roei] [N 90 (1982)] || Elk van de twee zware houten of ijzeren balken die kruislings door de askop gaan. De roeden vormen het lichaam van de vier molenwieken, waarop de hekwerken zijn bevestigd. Zij zitten vastgespied in de kop van de molenas. Een houten roede bestaat uit drie delen: het middenstuk, dat door de askop steekt (de borst) en daarop bevestigd de twee eigenlijke roeden of einden. Zie ook afb. 36 en 37. [N O, 1a; N O, 6b; Sche 30; monogr.; Vld]
II-3, III-3-1
|