e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rommelpot foekepot: foekepot (Venray), Voorwerp dat met Vastelaovend, d.w.z. de avond voor aswoensdag, gebruikt wordt. Deze wordt gemaakt van een pot of bus afgedekt met een vel, meestal een varkensblaas, waarin in het midden een stokje wordt gespannen. (Beter was een dik stuk riet of rotan). Het stokje stak er dan ± 15 cm bovenuit. Door in de handpalm te spuwen en dan langs het stokje op en neer te schuiven, kreeg men een brommend laag geluid. Zo ging men dan langs de deuren. Zie ook: Vastelaovend.  foekepot (Venray) De pot die met een (varkens)blaas is overspannen; door het midden ervan is een rietje gestoken dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt [rommelpot, hoeperpot, foeperpot, foekepot]. [N 88 (1982)] || Rommelpot. III-3-2
rondcirkelen rondvliegen: ps. invuller schrijft hier "vliege"met alleen boven de "e"een lengteteken!  roond vliēge (Venray) Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: het rondcirkelen rond het hok? [N 93 (1983)] III-3-2
ronde vijl, rattenstaart rattenstaart: ratǝstárt (Venray) Kleine, ronde, spits toelopende vijl die wordt gebruikt voor het afwerken en bijwerken van gaten en sterk gekromde uithollingen. Zie ook afb. 59 en het lemma ɛronde vijl, rattenstaartɛ in wld II.11, pag. 73.' [N 53, 145; monogr.] II-12
rondreizen, pendelen rondreizen: roond reize (Venray) rondreizen [pendelen, de navet doen] [N 90 (1982)] III-3-1
rondslenteren, ronddolen schoepen: schuupe (Venray) lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)] III-1-2
rongen rongen: rōŋǝ (Venray  [(enkelv roÃÑŋ)]  ), rongenstaak: rōŋǝstāk (Venray) Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a] I-13
rongogen rongenoog: (enkelv)  rōŋǝūǝx (Venray) Metalen krammen waarin de rongen gestoken werden om ze aan de draagbalk van de bak te bevestigen. [N 17, 32; N G, 60e; monogr] I-13
roodbont paard koepaard: kupē̜rt (Venray) Bruin paard, rood-wit gevlekt als een koe. [N 8, 63d, 63e en 63g] I-9
roodborstje marialijster: marialiester (Venray), roodborstje: roeëdbäörsje (Venray), roēwdbörsje (Venray), röêtbörsje (Venray) roodborst || roodborst (14 bekend genoeg vanwege de rode borst [N 09 (1961)] || roodborstje III-4-1
roodvonk roodvonk: roeëdvònk (Venray) Roodvonk: epidemische, zeer besmettelijke ziekte waarbij het lichaam overdekt wordt met rode vlekken (roodjong, plan, St. Antonisvuur). [N 84 (1981)] III-1-2