22443 |
rommelpot |
foekepot:
foekepot (L210p Venray),
Voorwerp dat met Vastelaovend, d.w.z. de avond voor aswoensdag, gebruikt wordt. Deze wordt gemaakt van een pot of bus afgedekt met een vel, meestal een varkensblaas, waarin in het midden een stokje wordt gespannen. (Beter was een dik stuk riet of rotan). Het stokje stak er dan ± 15 cm bovenuit. Door in de handpalm te spuwen en dan langs het stokje op en neer te schuiven, kreeg men een brommend laag geluid. Zo ging men dan langs de deuren. Zie ook: Vastelaovend.
foekepot (L210p Venray)
|
De pot die met een (varkens)blaas is overspannen; door het midden ervan is een rietje gestoken dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt [rommelpot, hoeperpot, foeperpot, foekepot]. [N 88 (1982)] || Rommelpot.
III-3-2
|
21942 |
rondcirkelen |
rondvliegen:
ps. invuller schrijft hier "vliege"met alleen boven de "e"een lengteteken!
roond vliēge (L210p Venray)
|
Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: het rondcirkelen rond het hok? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
31385 |
ronde vijl, rattenstaart |
rattenstaart:
ratǝstárt (L210p Venray)
|
Kleine, ronde, spits toelopende vijl die wordt gebruikt voor het afwerken en bijwerken van gaten en sterk gekromde uithollingen. Zie ook afb. 59 en het lemma ɛronde vijl, rattenstaartɛ in wld II.11, pag. 73.' [N 53, 145; monogr.]
II-12
|
21198 |
rondreizen, pendelen |
rondreizen:
roond reize (L210p Venray)
|
rondreizen [pendelen, de navet doen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17931 |
rondslenteren, ronddolen |
schoepen:
schuupe (L210p Venray)
|
lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34596 |
rongen |
rongen:
rōŋǝ (L210p Venray
[(enkelv roÃÑŋ)]
),
rongenstaak:
rōŋǝstāk (L210p Venray)
|
Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a]
I-13
|
34599 |
rongogen |
rongenoog:
(enkelv)
rōŋǝūǝx (L210p Venray)
|
Metalen krammen waarin de rongen gestoken werden om ze aan de draagbalk van de bak te bevestigen. [N 17, 32; N G, 60e; monogr]
I-13
|
33810 |
roodbont paard |
koepaard:
kupē̜rt (L210p Venray)
|
Bruin paard, rood-wit gevlekt als een koe. [N 8, 63d, 63e en 63g]
I-9
|
24237 |
roodborstje |
marialijster:
marialiester (L210p Venray),
roodborstje:
roeëdbäörsje (L210p Venray),
roēwdbörsje (L210p Venray),
röêtbörsje (L210p Venray)
|
roodborst || roodborst (14 bekend genoeg vanwege de rode borst [N 09 (1961)] || roodborstje
III-4-1
|
18043 |
roodvonk |
roodvonk:
roeëdvònk (L210p Venray)
|
Roodvonk: epidemische, zeer besmettelijke ziekte waarbij het lichaam overdekt wordt met rode vlekken (roodjong, plan, St. Antonisvuur). [N 84 (1981)]
III-1-2
|