18119 |
ruw |
schraal:
schroal (L210p Venray)
|
Ruw worden van handen en gewrichten (schraap7, verharen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18118 |
ruw worden |
schraal worden:
schraol werre (L210p Venray)
|
Ruw worden van handen en gewrichten (schraap, verharen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21364 |
ruw, hard |
lomp:
lòmp (L210p Venray),
ruw:
rouw (L210p Venray),
row (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
ruw [SGV (1914)] || zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
29731 |
ruwe stenen |
monniken:
mø̜nekǝ (L210p Venray),
zonnebakkers:
zonǝbakǝrs (L210p Venray)
|
In de zon gedroogde, maar nog niet gebakken stenen. In de zon gedroogde stenen werden soms gebruikt voor binnenmuren. Voorwaarde was dat ze niet met water in aanraking kwamen. Volgens de invuller uit Q 83 waren de stenen voldoende gedroogd, wanneer zij wit uitsloegen. Men zei dan: de stenen zijn wit (d\ stēn zen wet). [N 30, 53c; N 98, 107; N 98, 164; monogr.; S 37 add.; N 31, 14 add.]
II-8
|
21292 |
ruzie |
herrie:
herrie (L210p Venray),
kift:
vgl. WBD III, 3.1 (pag. 237): kift, Made (K 217).
kift (L210p Venray)
|
een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21291 |
ruzie maken |
herrie maken:
herrie maake (L210p Venray),
strijden:
strieje (L210p Venray),
vechten:
vechte (L210p Venray)
|
ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
24905 |
s woensdags |
s woensdags:
swoensdágs (L210p Venray)
|
s woensdags
III-4-4
|
21081 |
sabbelen |
sabbelen:
sabbele (L210p Venray)
|
sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
23425 |
sacramentshuisje |
sacramentshuisje:
sacramentshuuske (L210p Venray)
|
Het sacramentshuisje, een vrijstaande of in de muur uitgespaarde kast waarin de geconsacreerde Hosties bewaard worden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|