e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schapestal, schaapskooi schaapskooi: sxǭpskø̜̄i̯ (Venray) De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.] I-6
schatten roezen: Van Dale: II. roezen, 1. (veroud.) bij de roes kopen of verkopen, van beide zijden het niet zo nauw nemen; -2. (gew.) gissen, schatten, ramen.  roese (Venray) het gewicht van iets schatten [koersen, prijzen] [N 89 (1982)] III-3-1
schede schede: schei (Venray) scheede [SGV (1914)] III-2-1
schede van de koe vazel: vazǝl (Venray) Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.] I-11
scheef, niet recht scheef: schēf (Venray) van de rechte richting afwijkend, niet recht of niet rechthoekig [scheef, noers, noes, slim, scheel, schieps, schuins, schiks, schoeks] [N 91 (1982)] III-4-4
scheel zien loensen: in mindere mate scheel kijken  loense (Venray), scheel kijken: schael kieke (Venray), schèèəl kiēke (Venray) Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op eenzelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, blieken, een bloem op het oog hebben). [N 84 (1981)] III-1-1
scheen scheen: scheen (Venray, ... ), schien (Venray), sché:n (Venray) scheen [SGV (1914)] || scheen - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
scheepje voor de wierook wierooksscheepje: wīrəks schøͅpkə (Venray) Het scheepje waarin de wierookkorrels worden bewaard [scheepke, schipke, schuitje, sjuutje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
scheerapparaat scheerapparaat: elektries scherrapparaat (Venray) Electrisch scheerapparaat [DC 64 (1989)] III-1-3
scheermes scheermes: schermes (Venray, ... ) een mes waarmee men de baardharen afscheert [scheermes, schars, schors] [N 86 (1981)] III-1-3