21372 |
sneuvelen |
sneuvelen:
sneuvele (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
in de oorlog omkomen [sneven, sneuvelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
29691 |
snijarmen en drijfarmen in de voormaler |
messen en vleugels:
mɛsǝ ɛn vlø̄̄gǝ(l)s (L210p Venray)
|
De schuine messen en rieken die in de voormaler ronddraaien, de dwarsarmen van de verticale as. [N 98, 90; monogr.]
II-8
|
33232 |
snijbiet |
eeuwig moes:
ii̯wex mus (L210p Venray)
|
Beta vulgaris L. var. cicla L. De snijbiet is een variëteit van de voederbiet speciaal gekweekt voor het blad dat als spinazie kan worden gebruikt. Evenals rode biet hoort de snijbiet eerder bij de moestuin- dan bij de akkergewassen. Het lemma staat toch hier vanwege de "lexicale nabijheid" met andere bieten en knollen. [A 13, 2d; monogr.]
I-5
|
33514 |
snijbonen |
bloeiers:
bläöjer (L210p Venray),
pronkbonen:
met fraaie bloemen, phaseolus multiflorus
proonkboeën (L210p Venray),
snijbonen:
sneejboeën (L210p Venray),
spekbonen:
spekboeën (L210p Venray)
|
pronkboon || snijboon || snijboon, soort
I-7
|
26868 |
snijden van de baggerturf |
baggerd snijden:
bagǝrt sni-jǝ (L210p Venray)
|
Als de veenlaag door droging en trappen voldoende vastheid heeft verkregen, wordt ze verdeeld in banen. Men gaat de bagger in turfvorm snijden. [I, 107a]
II-4
|
31363 |
snijijzer |
snijijzer:
snēj-īzǝr (L210p Venray)
|
Stalen werktuig om uitwendig schroefdraad aan buizen, staven, bouten, etc. te snijden. Een veelgebruikt type bestaat uit een ronde snijplaathouder met twee handvatten, waarin een verwisselbaar, rond snijblok kan worden aangebracht. In het midden van dit snijblok zit een rond gat met schroefdraad. Enkele gaten rond dit centrale gat vormen de snijkussens. De snijblokken zijn soms aan één kant open, zodat het snijgat door middel van stelschroeven iets kan worden versteld. Zie ook afb. 92e, f, g. Voor het op volle diepte snijden van een schroefdraad moet het snijijzer twee of drie maal worden opgeschroefd. De snijkussens van het snijblok worden daarbij steeds met de stelschroeven op een nauwere afstand ingesteld. Zie ook het lemma "snijblok, snijkussen". Het snijijzer voor gasdraad is vaak voorzien van een ratel, waardoor het draadsnijden op lastig bereikbare plaatsen mogelijk is. Met de woordtypen snelsnijijzer, snelijzer en snelsnijder wordt een speciaal type snijijzer aangeduid. Met dit werktuig kan, in tegenstelling tot het gewone snijijzer, in één keer schroefdraad aan buizen, staven, etc gesneden worden. [N 33, 293-294; N 33, 297; N 64, 65a-b; monogr.]
II-11
|
17762 |
snijtand |
snijtand:
snījtá:nt (L210p Venray)
|
snijtand [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18134 |
snijwonde |
snee:
een sneej (L210p Venray),
enne sneej (L210p Venray),
enne snee⁄-j (L210p Venray),
sneej (L210p Venray),
sni-j (L210p Venray)
|
snee in de vinger [N 07 (1961)] || Snijwond: door snijden veroorzaakte wond (sleuf, kreeuw, vil, slip, schorp, krab). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19040 |
snikken |
zumpen:
zumpe (L210p Venray)
|
snikken [snoffe] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
21450 |
snipper |
riffel:
(stof).
riffel (L210p Venray),
snipper:
(papier).
snipper (L210p Venray)
|
een afgesneden, afgeknipt of afgescheurd stukje papier of stof [snipper, stoike, schreudje, schroodje, snippeling] [N 91 (1982)]
III-3-1
|