24363 |
blankvoorn, voorn |
voorn:
Veldeke 1979 nr. 1
d’n voorn (L210p Venray),
WLD
voorn (L210p Venray)
|
Hoe noemt u de voorn: een zoetwatervis met achter de borstvin twee buikvinnen die ter hoogte van de rugvin staan; de anaalvin staat ongeveer halfweg de eerste buikvin en de staartvin. De bek is betrekkelijk klein. Het lichaam is zijdelings samengedrukt en [N 83 (1981)]
III-4-2
|
29838 |
blaren |
blaren:
blø̜̄rǝ (L210p Venray)
|
Het verschijnsel waarbij een verflaag plaatselijk van de ondergrond loslaat en er zwellingen ontstaan. Het blaren kan verschillende oorzaken hebben. De voornaamste zijn: vocht in het geschilderde materiaal en slechte hechting van de verflaag aan het materiaal. [L 32, 78; monogr.]
II-9
|
18137 |
blauw oog |
blauwe dop:
nen blauwen dop (L210p Venray)
|
Als iemand een klap op zijn oog heeft gehad, is zijn oog verkleurd. Hoe noemt u zon oog? [DC 52 (1977)]
III-1-2
|
24473 |
blauwe bosbes |
bosbes:
bosbes (L210p Venray),
moelbeer:
moelbaer (L210p Venray),
-
moelbère (L210p Venray, ...
L210p Venray),
walbeer:
walbēr (L210p Venray),
-
walbè:r (L210p Venray, ...
L210p Venray),
walber:
-
walbèr (L210p Venray, ...
L210p Venray),
waldbeer:
waldbääre (L210p Venray)
|
blauwe bosbes [DC 13 (1945)] || bosbes, alg. [Roukens 03 (1937)] || bosbes, blauwe — || boschbes [SGV (1914)]
III-4-3
|
33808 |
blauwe en bruine schimmel |
blauwschimmel:
blauwschimmel (L210p Venray)
|
De blauwe schimmel is overwegend blauw of grijsblauw, met zwarte manen. Bij de bruine schimmels zijn allerlei schakeringen mogelijk: lichtbruin, donkerbruin, goudbruin, kastanjebruin, roodbruin, zwartbruin of geappeld bruin. Sommige gelijken in kleur sterk op de vossen, maar onderscheiden zich van deze door hun zwarte manen, staart en poten. In principe worden alle paarden die bruine of rode dekharen, zwarte manen en staart hebben, beschreven als bruin. [N 8, 63b]
I-9
|
24122 |
blauwe reiger, reiger |
blauwe reiger:
blauwe reiger (L210p Venray),
reiger:
rèèger (L210p Venray)
|
reiger [SGV (1914)] || reiger (91 bekende vogel; grijs; hangkuif, donkere borstveren; algemeen langs het water; broedt in enkele kolonies in hoge bomen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24390 |
blauwe vleesvlieg, bromvlieg |
aasvlieg:
aosvliēg (L210p Venray),
bromvlieg:
Veldeke 1979 nr. 1
de bròmvlieg (L210p Venray),
WLD
bróm vlīēg (L210p Venray),
madenschijter:
maajeschieter (L210p Venray),
Veldeke 1979 nr. 1
de maaie-schietter (L210p Venray)
|
Hoe noemt u een grote, dikke vlieg, donkerblauw glanzend, die eieren legt in geslacht vlees (dal) [N 83 (1981)] || vleesvlieg || vleesvlieg, dikke bromvlieg
III-4-2
|
17691 |
blazen |
blazen:
Veldeke 1979 nr. 1
blaoze (L210p Venray)
|
Hoe noemt u het geluid dat katten voortbrengen als zij kwaad zijn (blazen, spuwen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
17986 |
bleek |
bleek:
bleeik (L210p Venray)
|
bleek [SGV (1914)]
III-1-2
|
17987 |
bleek, flets zien |
pips kijken:
pips kīēke (L210p Venray)
|
Flets: ongezond bleek of vaal van gelaatskleur (flets, geeps, kwips, pips). [N 84 (1981)]
III-1-2
|