20306 |
stok of twijg om een kind te straffen |
eind hout:
aend haolt (L210p Venray),
wis:
ene wis (L210p Venray)
|
een stok of twijg om een kind te straffen [lat] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
19950 |
stoken |
stoken:
stōkǝ (L210p Venray)
|
Brandstof toevoeren tijdens het bakproces. Wanneer de ringoven met kolen wordt gestookt, wordt de brandstof in de ringoven via de stookpotten in de kamers gebracht. Het stoken vormt de tweede fase in de cyclus die de steen tijdens het bakproces in ringovens, vlamovens en tunnelovens ondergaat. In de opwarmfase wordt de steen gedroogd en verhit, in de stookperiode wordt de steen goed doorbakken en in de afkoelfase wordt hij met behulp van de buitenlucht geleidelijk afgekoeld. [N 98, 139; monogr.]
II-8
|
27245 |
stoker |
stoker:
stōkǝr (L210p Venray)
|
De arbeider die tijdens het bakproces het vuur in de ringoven op de vereiste temperatuur houdt. Wanneer het vuur in de oven te warm was, zei men in Q 121b dat de oven te gloei (ts\ glø̜j) was. [N 98, 140; monogr.]
II-8
|
23095 |
stokpaardje |
stokpaardje:
stokperdje (L210p Venray)
|
Liefhebberij.
III-3-2
|
31352 |
stokpasser |
schrijfhaak:
sxrīfhǭk (L210p Venray),
schuifpasser:
sxyfpasǝr (L210p Venray)
|
Passer, bestaande uit een lange metalen of houten staaf waarop twee stalen punten zijn gemonteerd waarvan er minstens één verstelbaar is. In één van de punten kan soms ook een potloodstift worden gezet. Zie ook afb. 85. De stokpasser wordt vooral gebruikt om cirkels en segmenten met zeer grote straal af te schrijven. [N 33, 252k; N 33, 264; N 64, 81c; N 66, 2c]
II-11
|
20033 |
stokroos |
stokroos:
-
stokroëes (L210p Venray)
|
stokroos (althea rosea L.) [DC 60a (1985)]
III-2-1
|
31443 |
stokschaar, bankschaar |
staartscheer:
stārtsxīr (L210p Venray)
|
Handschaar voor plaatmetaal waarvan het uiteinde van één tangbeen haaks is omgebogen zodat dit in de bankschroef kan worden geklemd of in een gat in de baan van het aambeeld kan worden geplaatst. Op deze wijze kan meer kracht worden gezet bij het knippen van zwaardere plaatsoorten. Zie ook afb. 140. De informant uit L 329 kende twee uitvoeringen van deze schaar die alleen in grootte van elkaar verschilden. Vgl. de woordtypen grote en kleine plaatscheer. [N 33, 265; N 33, 290; N 64, 3a; N 66, 4a;]
II-11
|
20519 |
stokvis |
stokvis:
stokvis (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
bolling; Hoe noemt U: Gezouten en gedroogde vis (bolling) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18683 |
stola |
stola (lat.):
stola (L210p Venray)
|
De stola, de stool. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24995 |
stollen |
stollen:
stolle (L210p Venray)
|
stollen [SGV (1914)]
III-4-4
|