21787 |
uitsluitsel |
bescheid:
bescheid gēēve (L210p Venray),
klare praat:
klaore praot (L210p Venray)
|
een beslissend antwoord, een antwoord dat alles uitlegt [uitsluitsel, uitbedul] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
32416 |
uitspannen |
uitspannen:
ūtspanǝ (L210p Venray)
|
Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.]
I-10
|
23660 |
uitstalling van het allerheiligste |
uitstalling:
uutstalling (L210p Venray)
|
Uitstalling, uitstelling van het Allerheiligste [oessjtellóng van t allerhillieg-ste?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23424 |
uitstallingstroon |
troon:
troeen (L210p Venray),
troon voor het allerheiligste:
troeen vur et allerheiligste (L210p Venray)
|
De troon, de ruimte of plek boven het tabernakel waar het Allerheiligste wordt uitgesteld. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18925 |
uitstellen |
uitstellen:
uutstelle (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
iets niet op het daarop vastgestelde tijdstip verrichten maar het naar een later tijdstip verschuiven [uitstellen, trekken, vertrekken, verstrekken, nazien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24741 |
uitvallen van dennennaalden |
geruizel:
ve den
gerūzel (L210p Venray)
|
uitvallen v naalden
III-4-3
|
18891 |
uitvlucht |
smoesje:
smoesje (L210p Venray),
smoesjes maake (L210p Venray)
|
wat men aanvoert om iets niet te hoeven doen [uitvlucht, uitvluchtsel, uitmaak, uitmaaksel, flauws, zoeking] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21831 |
uitvoerig verhaal |
litanie:
litanie (L210p Venray)
|
een uitvoerig verhaal [teel] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
33846 |
uitwerpselen van het paard |
paardsmest:
pęrtsmest (L210p Venray)
|
[A 9, 24b]
I-9
|
34144 |
uitwerpselen van koeien |
flater:
flātǝr (L210p Venray),
koeienvlaai:
kuwǝflāj (L210p Venray),
koestront:
kustront (L210p Venray)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|