26261 |
vanghaak |
sabelijzer:
sabelijzer (L210p Venray)
|
De van hout of ijzer vervaardigde haak waaraan de vangbalk in ruststand hangt. Zie ook afb. 51.8 en 53. [N O, 12o; A 42A, 82; monogr.]
II-3
|
22091 |
vangijzertje, vangklep aan duiventil |
driller:
trillers (L210p Venray)
|
Hoe heet een van de daarbij scharnierende draden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
26262 |
vangstok |
vangstok:
vangstok (L210p Venray)
|
De stok die wordt gebruikt om de vangbalk op te lichten. Aan één uiteinde van de vangstok is het vangkoord vastgemaakt waarmee de vang bediend kan worden. Zie ook afb. 55. De functie van de vangstok is te vergelijken met die van de vangtrommel. Zie ook het lemma ɛvangtrommelɛ.' [N O, 12p; A 42A, 84]
II-3
|
28629 |
vangtangetje |
vangkooitje:
vaŋkø̜jkǝ (L210p Venray)
|
Gereedschap dat men gebruikt bij het vangen en vasthouden van een koningin. De informanten van L 289, L 333, L 414 en L 215a vermelden dat ze dit steeds met de vingers doen. [N 63, 101; monogr.]
II-6
|
26263 |
vangtouw |
vangtouw:
vangtouw (L210p Venray)
|
Het touw aan de vangstok, waarmee men vanaf de grond of de stelling de vang kan bedienen. Zie ook afb. 51.9. [N O, 12q; N O, 12t; A 42A, 85; monogr.]
II-3
|
18808 |
vanzelfsprekend |
allicht:
allicht (L210p Venray),
wiedes:
wiedes (L210p Venray)
|
vanzelfsprekend, natuurlijk [ralik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24518 |
varen (alg.) |
varen:
vare (L210p Venray),
-
varen (L210p Venray),
Opgegeven voor de gewone eikvaren.
varen (L210p Venray),
WLD
varen (L210p Venray)
|
varen [DC 60a (1985)], [DC 60a (1985)] || varen (plant) || Varen, een exemplaar van de klasse van overblijvende sporendragende planten (varen, varink, portemonnaie, paddevaal, vaar, foezjéér, vlaander, hanekam) [N 92 (1982)]
III-4-3
|
23139 |
variant van boompje wisselen |
bedek:
Zie ook: haoltpédaek, ie:zerpédaek.
pédaek (L210p Venray),
houtbedek:
< haolt + bedaek.
haoltpédaek (L210p Venray),
ijzerbedek:
Zie beschrijving bij pedaek/haoltpédaek.
iēzerpedaek (L210p Venray)
|
Kinderspel uit vroegere tijd. || Kinderspel.
III-3-2
|
22968 |
variant van krijgertje spelen |
poes spelen:
Nadat de vanger bepaald is, doet deze de vingers ineen en loopt dus met ineengestrengelde handen achter een slachtoffer aan. Het raakvlak is het gehele lichaam, uitgezonderd de armen en de handen. Ziet men echter kans om de handen uiteen te trekken, dan moet de vanger terug naar de stok, of als het spel al meerdere vangers kent, naar een andere vanger om contact te maken. Wie op het geldige raakvalkt geraakt zijn, moeten op hun beurt mee gaan vangen en eveneens met gevouwen handen, zodat de allerlaatste, éen tegen allen is. Het spel wordt gespeeld in een van te voren afgebakend gebied en wie hier buiten komt, is vanzelf eveneens vanger geworden. Wie als eerst, na de aanvang van het spel, aangetikt wordt, moet bij het volgende spel beginnen.
poes speule (L210p Venray)
|
Soort van krijgertje spelen.
III-3-2
|
34297 |
varken |
kuus:
kus (L210p Venray),
varken:
vē̜rkǝ (L210p Venray),
vęrkǝ (L210p Venray),
vɛ̄rkǝn (L210p Venray),
vɛ̄rǝkǝ (L210p Venray)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|