18823 |
verdriet; verdriet doen |
jammer:
jommer (L210p Venray),
leed:
leejd (L210p Venray),
lieëd (L210p Venray),
pijn:
pĭĕn (L210p Venray),
spijt:
de spiet (L210p Venray),
verdriet:
verdriet (L210p Venray),
verdriēēt (L210p Venray),
verdriēt (L210p Venray)
|
een treurige stemming, zieleleed, kwelling van het gemoed, verdriet [trubbel, spijt, pijn, lijden, deer, vliem] [N 85 (1981)] || leed [SGV (1914)] || leed, verdriet, ellende || smart [SGV (1914)] || verdriet [SGV (1914)] || verdriet, leed
III-1-4
|
17936 |
verdwenen |
foetsie:
foetsie (L210p Venray),
weg:
weg (L210p Venray)
|
Weg, verdwenen: niet meer ter plaatse aanwezig (weg, verdwenen, rits, foetsie). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
28622 |
verenigen van zwermen |
bijslaan:
bejslǭn (L210p Venray),
versterken:
vǝrstɛrkǝ (L210p Venray)
|
Wanneer een afgezwermd of afgejaagd volk of een opzetter in de winter te zwak is geworden, wordt dit volk of die opzetter verenigd met andere volken. Ook moet men vaak volken verenigen, wil men op het einde van het bijenjaar zoveel mogelijk nieuwe volken hebben. Bij het verenigen van twee volken moeten zij dezelfde geur krijgen om afstoting en gevechten te vermijden. Hiervoor kan de imker gebruik maken van verschillende technieken. Hij kan de bijen besproeien of besprenkelen met een geurafscheidende vloeistof of met suikerwater, of de bijen beroken. Het urineren in kasten of korven om eenzelfde geur te krijgen is een verouderde methode. De informant van L 271 zegt dat oude imkers vroeger een voor- en nazwerm in een lege korf deden. Dan ging er een doek over. Vervolgens werd de korf beplast, waarna hij geschud werd. Ook Eeckhout (pag. 191) vermeldt dit gebruik voor één plaats (Geraardsbergen), maar zegt dat deze methode zo goed als uitgestorven is. [N 63, 95a, N 63, 95b; N 63, 95c; N 63, 97; monogr.]
II-6
|
22058 |
verenmijt |
vedermijt:
veder miet (L210p Venray)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: vedermijten: tasten de veren aan, vaak met weinig zichtbare schade. [N 93 (1983)]
III-3-2
|
30596 |
verf |
verf:
vē̜rǝf (L210p Venray),
vɛ̄rǝf (L210p Venray)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|
30677 |
verfkrabber |
krebber:
krɛbǝr (L210p Venray)
|
Werktuig om oude verflagen droog te verwijderen en afgebrand werk schoon te krabben. Verfkrabbers bestaan uit een haaks op een steel met handvat bevestigd blad, dat, afhankelijk van het werk, diverse vormen kan vertonen. De rand van het blad heeft een geslepen profiel. Zie ook afb. 97. [N 67, 56a; monogr.]
II-9
|
30735 |
verflaag |
verflaag:
vɛ̄rflǭx (L210p Venray)
|
Zie kaart. Uitgestreken hoeveelheid verf. [N 67, 77a; L 29, 28b; monogr.]
II-9
|
17924 |
verfrommelen |
frommelen:
froemele (L210p Venray),
verfrommelen:
verfroemele (L210p Venray)
|
Frommelen, verfrommelen: kreukels maken in bijv. een zakdoek (frommelen, fommelen, fronselen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
30666 |
verfspuit |
verfspuit:
vɛ̄rfspø̜̄t (L210p Venray)
|
Toestel waarmee verf als nevel op het te verven oppervlak wordt gespoten. Zie ook afb. 94. Het woordtype 'mondspritsje' werd in Q 121 gebruikt voor een mondspuitje, een glazen potje vanwaaruit de verf met de mond op het te schilderen voorwerp gespoten werd. Het werktuig werd gebruikt om op wanden met behulp van een sjabloon een motief aan te brengen. [N 67, 51; monogr.; div.]
II-9
|
21453 |
vergaderen |
praten:
praote (L210p Venray),
vergaderen:
vergaadere (L210p Venray)
|
ter vergadering bijeengekomen zijn, vergaderen [garen, gaderen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|