e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vim, maat voor schoven vim: vem (Venray), Note: een verzameling van ± 100 schoven. Meestal 12 "gaest"van 8 schoven.  vim (Venray) oude maat III-4-4
vin vin: vin (Venray), vinne (Venray), Veldeke 1979 nr. 1  de vin (Venray), WLD  vin (Venray) Hoe noemt u het min of meer waaiervormige voortbewegingsorgaan van een vis, op de rug, borst en buik en aan de staart (vin, vlim) [N 83 (1981)] || vin [SGV (1914)] || vinnen [SGV (1914)] III-4-2
vinden vinden: viĕnde (Venray) vinden [SGV (1914)] III-1-2
vinger vinger: vinger (Venray, ... ), vingers (Venray), vingər (Venray), viŋər (Venray) vinger [DC 01 (1931)], [RND] || vingers [SGV (1914)] III-1-1
vingerhoedskruid vingerhoedskruid: -  vingerhoedskruud (Venray) vingerhoedskruid [DC 60a (1985)] III-4-3
vingerlid lid: leed (Venray), vingerbotje: vingerbötje (Venray) (vinger)kootje [DC 01 (1931)] III-1-1
vingers (spotnamen) fikken: fikke (Venray) vingers (spotbenamingen) [pinke, finkels, fikke, pingels, kluntjesvingers, de 10 geboden] [N 10 (1961)] III-1-1
vink boekvink: boekvink (Venray), botvink: botvink (Venray, ... ), fringilla coelebs  botvink (Venray), grasteut: grastäöt (Venray), kersvink: kersvink (Venray) Hoe heet de vink? [DC 06 (1938)] || vink [SGV (1914)] || vink (15 overal bekend; man heeft roodachtige borst; witte strepen op vleugel en in staart; broedt in het hout; zeer veel op trek; kooivogel [N 09 (1961)] || vink, soort III-4-1
violier flier: vlier (Venray), violier: vlier (Venray) Cheiranthus cheiri, Fr. Giroflée des murailles [ZND 15 (1930)] || Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau [ZND 15 (1930)] I-7, III-2-1
viool vedel: NB fiedele: 1. Gebrekkig viool spelen; 2. Ergens zomaar op spelen, wat niet om aan te horen is.  fiedel (Venray), viool: fijūoͅl (Venray), fioeël (Venray) 1. Viool (muziekinstrument). || Het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp]. [N 90 (1982)] || Viool. III-3-2