33775 |
vlekje op de neus |
snep:
snɛp (L210p Venray)
|
Witte aftekening tussen neusvleugels en bovenlip. [N 8, 27c]
I-9
|
22154 |
vleugel |
lep:
Opm. zo wordt het ook genoemd.
lep (L210p Venray),
vlerk:
vlaerk (L210p Venray),
vleugel:
vleugel (L210p Venray),
vleugels (L210p Venray),
wiek:
wieke (L210p Venray)
|
Hoe heet de vleugel van een duif? [N 93 (1983)] || vleugel, vlerk || vleugel: elk der beide lichaamsdelen van vogels die hun tot vliegen dienen (wiek, zwing, vlerk, vleugel) [N 83 (1981)]
III-3-2, III-4-1
|
24391 |
vliegen, weven van een vlieg |
draaien:
Veldeke 1979 nr. 1
draeie (L210p Venray)
|
Hoe noemt u draaiende bewegingen maken om iemands hoofd, gezegd van een vlieg of mug (weven) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
19452 |
vliegenraam, hor |
gaasraam:
gaasraam (L210p Venray),
hor:
hor (L210p Venray),
vliegenhort:
vliēgehort (L210p Venray),
vliegenhortje:
vliēgehörtje (L210p Venray),
(klein).
vliēgehörtje (L210p Venray)
|
Hoe noemt u een scherm van groene metaaldraad in open ramen om vliegen buiten te houden? (vliegenraam, hor) [N 104 (2000)] || hor || vliegenhorretje
III-2-1
|
22375 |
vlieger |
vlieger:
vlieger (L210p Venray, ...
L210p Venray),
vlīgǝr (L210p Venray),
NB vlie:gere: vlieger(s) oplaten.
vliēger (L210p Venray)
|
1. Vlieger. || Het speelgoed bestaande uit een licht gestel, met papier bespannen, dat aan een lang touw in de lucht opgelaten wordt [vlieger, boog, draak, beugel, vliegaard, vliegerd]. [N 88 (1982)] || Kunstzwerm bij het kastimkeren, samengesteld uit koningin en uitsluitend vliegbijen. Op het moment van een goede dracht, bijvoorbeeld rond de middag, haalt de imker het raam met daarop de koningin, uit de kast waarvan hij een kunstzwerm wil maken en hangt die in het midden van de lege kast (Eeckhout, pag. 148). Daarnaast worden ramen met uitlopend broed, uitgebouwde ramen en waswafelramen geplaatst. De moederkast, de kast waaruit raam met koningin werd genomen, wordt op een willekeurige plaats gezet. De vliegbijen zullen naar de kast met koningin vliegen, zodat deze kast sterk bevolkt zal worden. De moederloze kast, afkomstig van een eveneens sterk volk, wordt door de imker aangezet tot broeden en groeit zo weer uit tot een sterk volk. [N 63, 92a] || vlieger (speeltuig) [SGV (1914)]
II-6, III-3-2
|
22979 |
vlieger add. |
bromster:
Dit papiertje gaat trillen, wanneer de lucht er langs strijkt.
bròmstér (L210p Venray),
knipvliegertje:
Deze vlieger wordt gemaakt met de goedkoopste middelen die er zijn. Vroeger was dit veelal een krant of niet te dik verpakkingspapier. Het wordt op een bepaalde manier eerst gevouwen. Op de vouw worden op geregelde afstanden knipkes gemaakt. Hierdoor wordt een strootje van een goede lengte gevlochten. In plaats van stro kunnen ook twee ligustertakjes dienen, waarvan de blaadjes afgestroopt zijn. Die moeten echter wel dun zijn om gewicht te sparen. De balans wordt aangebracht, evenals de staart en met gewoon naaigaren kan dit vliegertje worden opgelaten.
knipvliēgerke (L210p Venray),
tonnetje:
tunneke (L210p Venray)
|
1. Soort vlieger, stereometrisch vierkant gebouwd. || Een zeshoekige vlieger, die een brommend geluid voortbrengt, doordat er een gekarteld reepje papier, in een uitgespaard gat, is aangebracht. || Soort van vlieger.
III-3-2
|
28425 |
vlieggat, vliegspleet |
tijlgat:
tilgat (L210p Venray),
vlieggat:
vlīx˲gat (L210p Venray),
vlieggatje:
vlīx˲gɛtjǝ (L210p Venray)
|
Opening aan de voorkant van korf en kast waardoor de bijen in en uit kunnen vliegen. Een vlieggat moet niet te hoog van de grond zijn en liefst niet gericht op de koudste windrichting. ''s Winters kan men het vlieggat in de korf dichtmaken met een rolletje stro met wilgebast omwonden. In de moderne kast werkt men met een vlieggatschuif om de vliegspleet af te sluiten. Wat betreft het woordtype "tijlgat" zij opgemerkt dat het woorddeel "tijl" moeilijk eenduidig is te etymologiseren. Bij het kiezen van de woordtypen heeft de redactie de verschillende verklaringen in het midden gelaten. Het grondwoord is ''ijlgat''. Met het voorafgaande lidwoord ''het'' werd de uitspraak door metanalyse ''tijlgat''. Dus ''tijlgat'' is ontstaan uit ''het ijlgat''. Of in dit lemma alle varianten van ''tijl-'' als metanalyse van ''het ijl-'' geīnterpreteerd kunnen worden, blijft echter een vraag. [N 63, 5a; N 63, 10b; N 63, 5b; Ge 37, 15; monogr.]
II-6
|
28426 |
vlieggatschuif |
vlieggatschuifje:
vlīx˲gatsxȳfkǝ (L210p Venray)
|
Sluiting van het vlieggat van een kast door middel van een schuif. [N 63, 10c]
II-6
|
28427 |
vliegplank |
loopplankje:
luǝpplɛŋkskǝ (L210p Venray),
vliegplankje:
vlīxplɛŋkskǝ (L210p Venray)
|
Aan- en uitvliegplank bij korf en kast. Onder het vlieggat maakt men een smal loopplankje waarop de bijen kunnen lopen bij het in- en uitgaan van de korf of kast. Aan de vliegplank kan de imker in korte tijd constateren of een bijenvolk gezond is of ziektes heeft. Hij kan bepalen of er al of niet dracht is, of er roverij plaatsvindt, en hij kan aan de vliegplank vele andere observaties doen. Immers, hij moet vermijden vaak in de korf of kast te gaan, daar dit tijd en honingverlies kost en teveel verstoring in de korf veroorzaakt. [N 63, 5b; N 63, 10a; Ge 37, 28]
II-6
|
21192 |
vliegtuig |
vliegmachine:
vliegmesjien (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
het toestel waarmee men kan vliegen [vliegtuig, vliegmachine, vlieger] [N 90 (1982)]
III-3-1
|