19277 |
vlug |
pront:
proont (L210p Venray)
|
pront, vlot, betrouwbaar, secuur
III-1-4
|
33874 |
vochtafscheiding uit de tepels als teken van zwangerschap |
(ze heeft) was aan de demen:
was an dǝ dēmǝ (L210p Venray)
|
Er zijn diverse uitdrukkingen ter aanduiding van de komende geboorte van het veulen. De eerste tekenen die op een naderende geboorte wijzen, zijn de volgende: de merrie wordt onrustig en drentelt door haar stal, terwijl ze regelmatig tekenen van krampen en pijn (weeën) vertoont. De hars die zich aan de spenen heeft gevormd, druipt er nu af en de banden zijn los, d.w.z. de spieren aan beide zijden van de staartwortel zijn slap. [N 8, 51]
I-9
|
18217 |
vod |
tod:
WNT: tod (I), 1) Waardeloze, veelal gescheurde en smerige lap, lor, lomp, vod.
tod (L210p Venray),
todde (L210p Venray),
tot (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
versleten stuk doek of stof [vod, bul, tod, slet] [N 86 (1981)] || vod [SGV (1914)] || vodden [SGV (1914)]
III-1-3
|
21396 |
voddenkoopman |
toddenkoopman:
toddekopman (L210p Venray)
|
voddenkoopman [SGV (1914)]
III-3-1
|
22064 |
voederbak |
voederton:
voerton (L210p Venray)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: de graanbak (waar de verschillend mengsels in worden bewaard)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33412 |
voederbak voor de kippen |
voerbak:
vurbák (L210p Venray)
|
De vaak gootvormige bak in het kippenhok waar men het kippenvoer indoet. [A 48, 16d]
I-6
|
22063 |
voederbeurt |
voederen, het -:
voere (L210p Venray)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een voederbeurt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33229 |
voederbieten |
mangelen:
maŋǝlǝ (L210p Venray),
mangels:
maŋǝls (L210p Venray),
mangelwortelen:
maŋǝlwǫrtǝlǝ (L210p Venray)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.]
I-5
|
21958 |
voederen |
voeden:
vui̯ǝn (L210p Venray),
voederen:
voere (L210p Venray),
voeren:
vūrǝ (L210p Venray)
|
Het geven van voer aan het vee. [Wi 36; Wi 39; L A2, 370; RND 8, 97; S 20; Vld.; monogr.] || Hoe heet verder in Uw dialect: de duiven een voederbeurt geven? [N 93 (1983)]
I-11, III-3-2
|
22073 |
voedermengsel voor duiven die moeten presteren (thans) |
moderne voeder:
Opm. deze moderne voeders hebben geen dialectbenamingen!
moderne voeder(s) (L210p Venray)
|
Hoe noemt men thans het fabrieksmatig bereide, speciale voedermengsel voor duiven die moeten presteren [N 93 (1983)]
III-3-2
|