e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vooroverduikelen tuimelen: tŭmele (Venray) tuimelen [SGV (1914)] III-1-2
voorraad voorraad: vurroad (Venray) de hoeveelheid goederen die in een winkel aanwezig is om te verkopen [voorraad, reserve, mörske] [N 89 (1982)] III-3-1
voorschoot, schort (alg.) scholk: scholk (Venray), schort: schort (Venray), schorteldoek: schortelik (Venray), voorschoot: vurschoout (Venray), voorschort: vurschort (Venray, ... ) Hoe noemt men het katoenen, wollen of zijden kledingstuk, dat de vrouw bij het werk draagt om haar kleren tegen vuil worden te beschermen en dat of de gehele voorzijde van het lichaam, of hoofdzakelijk de rok bedekt ? [DC 15 (1947)] || voorschoot [SGV (1914)] || voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)] III-1-3
voorslaan voorslaan: vø̜rslǭn (Venray) Met de voorhamer het gloeiende metaal smeden. Dit werk wordt door de smidsknecht gedaan. Hij houdt daarbij de steel van de voorhamer met beide handen vast en slaat op plaatsen van het werkstuk die hem door de smid worden aangewezen. [monogr.; N 69, add.] II-11
voorspelen voorspelen: vørspø̄lǝ (Venray), voorvliegen: vørvlīgǝ (Venray) Het voor de woning op en neer dansen van jonge bijen in het voorjaar. Dit gebeurt bij reinigingsvluchten en ook tijdens het hoogtepunt van het broedseizoen. De jonge bijen prenten dan waarschijnlijk het uiterlijk en de ligging van hun woning in. Zij blijven vlak voor de woning op en neer dansen met hun kop naar de vliegopening gericht. [N 63, 57a] II-6
voorste deel van het paard, tot achter de voorbenen voorhand: vørhānt (Venray) Het voorste gedeelte van het paard. Zie ook de lemmata ''middendeel van het paard'' (3.3.5) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [N 8, 11b] I-9
voorteken voorteken: vurtèèken (Venray) voorteeken [SGV (1914)] III-3-3
vooruit hop: hǫp (Venray), voort: vōrt (Venray) Voermansroep om het paard vooruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95f en 96; L 1 a-m; L B 2, 253; L 26, 2; L 36, 81a; S 41; monogr.] I-10
vooruitkomen, vorderen plakken: (= snel).  plakke (Venray) vooruitkomen [avanceren, vorderen, plakken, plakmaken, verkuvereren] [N 91 (1982)] III-4-4
vooruittrappen schuppen: sxø̜pǝ (Venray) De meeste woorden in dit lemma komen ook in het volgende lemma voor. [N 8, 70b en 71] I-9