32326 |
bom, spon |
spon:
spon (L210p Venray
[(kleiner dan bom)]
)
|
De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.]
II-12
|
32322 |
bomgat, spongat |
bomgat:
bomgat (L210p Venray),
spongat:
spongat (L210p Venray)
|
De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.]
II-12
|
25114 |
bomijs |
hol ijs:
hool ies (L210p Venray, ...
L210p Venray),
hollebol:
hoolenbool (L210p Venray)
|
ijs waar het water onderuit is gelopen [holijs, bomijs, papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20902 |
bonbon |
bonbon:
bònbòn (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
bonbon || praline
III-2-3
|
33510 |
bonen- of erwtenstro |
bonenstro:
boeëneströj (L210p Venray),
erwtenstro:
erteströj (L210p Venray)
|
bonenstro || erwtenstro
I-7
|
20661 |
bonenkruid |
bonenkruid:
boeënekruud (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
bonenkruid
I-7, III-2-3
|
26707 |
bonk- of grauwveen |
vale turf:
vālǝn tørǝf (L210p Venray),
vilt:
velt (L210p Venray)
|
De bovenste laag in het veen. Deze bonklaag behoort tot het voedselarme veen en bestaat voor het overgrote deel uit weinig of niet vergaan sphagnum of veenmos. Turf uit deze laag dient vooral als aanmaakturf. [I, 2e; N 27, 19a]
II-4
|
26294 |
bonkelaar van het staakijzer |
bonkelaar:
bonkelaar (L210p Venray)
|
Liggend wiel met op de buitenrand rechtopstaande kammen, dat in sommige windmolens in plaats van het rondsel aan het bovenste uiteinde van het staakijzer bevestigd is. Zie ook afb. 60. Een aantal woordtypen is mogelijk ook van toepassing op een horizontaal wiel waarbij de tanden in het verlengde van de cirkelstraal staan. [N O, 14h; A 42A, 13; N O, 41g; A 42A, 55]
II-3
|
26751 |
bonkschop |
bonkschup:
boŋksxøp (L210p Venray)
|
Schop om plaggen af te steken of om de bovenlaag van het veen te steken. [I, 29c; I, 34; I, 35]
II-4
|
23309 |
bonnet |
bonnet (<oudfr.):
bonnet (L210p Venray)
|
De bonnet van de priester. [N 96B (1989)]
III-3-3
|