25752 |
wortketel |
bierketel:
birkētǝl (L210p Venray)
|
De ketel waarin men het aftreksel van mout en water kookt met hop. Volgens de correspondent uit Q 99 was de ketel vervaardigd uit rood koper. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''koken''. [N 35, 30; monogr.]
II-2
|
20917 |
wrang |
wring:
vring (L210p Venray)
|
wrang van smaak
III-2-3
|
18117 |
wrat |
wrat:
vrat (L210p Venray)
|
wrat [SGV (1914)]
III-1-2
|
17679 |
wreef |
vrei:
Boven op de voet.
vreej (L210p Venray),
wricht:
vricht (L210p Venray, ...
L210p Venray),
vrìcht (L210p Venray),
Boven op de voet.
wricht (L210p Venray)
|
wreef [SGV (1914)] || wreef - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
19354 |
wrevelig (zijn) |
knaaierig:
knojerig (L210p Venray),
knojerig zien (L210p Venray),
neutelijk:
cf. Schuermans p. 408 s.v. "neutelijk"= moeilijk, lastig (Limb. cf. WNT IX, kol. 1911 s.v. "neutelen - daarnaast ook neuteren"...."Aanm. Gewestelijk bestaat een woord neutelig, knorrig, slechtgehumeurd...waarschijnlijk een bijvorm van netelig..
nuuëtelek (L210p Venray)
|
gemakkelijk te ontstemmen, een beetje knorrig [wrevelig, monkachtig] [N 85 (1981)] || knorrig of boos zonder dat daar een geldige reden voor is [kummelijk, grimmig, gemelijk, gaperig] [N 85 (1981)] || kort aangebonden, korzelig
III-1-4
|
17892 |
wrijven |
wrijven:
vrieve (L210p Venray),
vrīēve (L210p Venray)
|
Wrijven: met de hand herhaaldelijk over iets strijken (wrijven, frotteren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17922 |
wringen |
wringen:
vringe (L210p Venray),
wringe (L210p Venray)
|
Wringen: met een draaiende beweging samendrukken (wringen, wreken, wroeten) (of: wroeken?). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17888 |
wroeten |
wroeten:
vrau̯tǝn (L210p Venray),
vroete (L210p Venray),
vrutǝ (L210p Venray),
vruute (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
Met de snuit in de grond wroeten, gezegd van het varken. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b, 2c; L monogr.; Wi 56; S 45; monogr.] || wroeten [SGV (1914)] || Wroeten: al woelend en zoekend graven in de grond (modden, wroeten, woelen). [N 84 (1981)]
I-12, III-1-2
|
21903 |
wrokken |
wringen:
het zit te vringe (L210p Venray)
|
een bitter gevoel hebben wegens aangedaan leed of onrecht, ook tegen de veroorzaker daarvan [wrokken, wringen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
24281 |
wulp |
kuluut:
kuuluut (L210p Venray)
|
wulp (55 groot, bruingestreept; met lange kromme snavel; broedt in en rond de hei [N 09 (1961)]
III-4-1
|