20778 |
groente |
groente:
Vlaes is de baeste gruunte: vlees is gezond Wie veul paeper hit, paepert ok zien gruunte:wie overvloed heeft, kijkt niet zo nauw
gruunte (L244a Veulen)
|
groenten
III-2-3
|
20777 |
groentesoep |
prakkezeersoep:
prákkezieërsoep (L244a Veulen)
|
soep met allerlei gehakte of gesneden groenten en/of vlees
III-2-3
|
19502 |
grote schoonmaak |
grote poets:
groeëte poets (L244a Veulen),
kermispoets:
kermespoets (L244a Veulen),
schoonmaak:
schónmaak (L244a Veulen)
|
grote schoonmaak in het voorjaar || schoonmaak || speciale schoonmaakbeurt voor de kermis
III-2-1
|
18834 |
guitig |
olijk:
oeleg (L244a Veulen),
strabant:
cf. Weijnen Etymologisch Dialectwoordenboek, p. 196 s.v. "strabant
strabant (L244a Veulen)
|
aardig, olijk, guitig || ondeugend, schalks
III-1-4
|
31994 |
haaks |
haaks:
hǫks (L244a Veulen)
|
Zuiver rechthoekig, gezegd van bijvoorbeeld een werkstuk. De haaksheid van een voorwerp kan worden opgemeten met een winkelhaak. [N 53, 199a; monogr.]
II-12
|
32266 |
haalmes |
schalmmes:
sxalmmęs (L244a Veulen)
|
Lang mes met een gebogen blad en twee houten handvatten. De kuiper gebruikt het haalmes om de binnenzijde van de duig in de lengterichting licht uit te hollen. Zie ook afb. 210. [N E, 16; A 32, 7; monogr.]
II-12
|
32888 |
haarspit |
haarbulle:
hārbø̜lǝ (L244a Veulen)
|
Het haarspit is het draagbare aambeeldje waarop de zeis wordt gehaard. Het bestaat uit een ijzeren pin met een verstaalde enigszins bolle kop, die doorgaans vierkant van omtrek is en tot buiten de pin uitsteekt. Het haarspit kan in de grond worden gestoken (in het veld), of in een haarblok (op de boerderij). Om te verhinderen dat het haarblok te ver in de grond of het haarblok wordt gedreven, heeft men aan het haarspit, enkele centimeters onder de kop, een extra onderdeel vastgemaakt; dit kan bestaan uit enkele ringetjes, meestal twee of vier, een rond of vierkant plaatje, of uit twee dwarspinnetjes (spieën, die doorgaans van hout zijn). Als men het haarspit in de grond steekt, legt men vaak twee blokjes, plankjes of stenen onder de ringetjes of de spieën. De door de informanten opgegeven benamingen voor dit onderdeel van het haarspit staan achteraan in dit lemma. Zie afbeelding 7b, nummer 2. [N 18, 87, JG 1a, 1b, 1d, 2a, 2c; A 4, 28e; L 20, 28e; add. uit N 14, 131; N 18, 68f, 85 en 87; A 23, 16; Lu 1, 16; monogr.]
I-3
|
18986 |
haast hebben |
zijn eigen haasten:
zien aege hoste (L244a Veulen),
zijn eigen spoeden:
zien aege spoeje (L244a Veulen)
|
spoeden, haasten || zich haasten, zich spoeden
III-1-4
|
18994 |
haastig |
haastig:
hósteg (L244a Veulen)
|
haastig, overijld
III-1-4
|
19692 |
hakmes |
heep:
Dén/die is mit de hieëp gemákt: die persoon is foeilelijk Zò bòt as \'n hieëp: zeer bot zijnde Ok d\'n diksten aekenboeëm velt dur \'n hieëp: grote zaken worden ook volbracht met kleine middelen
hieëp (L244a Veulen)
|
hakmes
III-2-1
|