e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L244a plaats=Veulen

Overzicht

Gevonden: 970
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raspen, grof vijlen raspelen: rãspǝlǝ (Veulen) Een stuk hout met een houtrasp of een grove houtvijl een eerste, ruwe bewerking geven. [N 53, 158a; monogr.] II-12
rauw rauw: raow (Veulen) rauw, niet gekookt/gebraden III-2-3
razen en tieren razen: raoze (Veulen), sakkeren: sákkere (Veulen) razen, tieren || vloeken, tieren, te keer gaan III-1-4
rechtvaardig rechtvaardig: raech(t)verrig (Veulen) rechtvaardig III-1-4
redeneren redenereen: riddenieëre (Veulen) redeneren III-1-4
regenpijp regenpijp: rē̜gǝnpīp (Veulen) De buis die het regenwater vanuit de dakgoot naar beneden voert. [N 64, 149a; L 24, 23b; L 24, 38; L B1, 160b; monogr.; Vld.] II-9
reischaaf reischaaf: rējsxāf (Veulen) Zware, lange schaaf met dubbele beitel, waarmee reeds grof bewerkt hout zuiver glad en recht wordt geschaafd. Het schaafblok van een reischaaf is ongeveer 70 tot 80 cm lang, 7 cm breed en 7 cm hoog. Zie ook afb. 36. De reischaaf wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De kuiper schaaft er bijvoorbeeld de bovenkant van de duigen van een vat mee glad. [N 53, 61; N E, 35a; N G, 35b; monogr.] II-12
reuzel, bladvet vlies: uitgebakken levert dit de kaantjes op  vlies (Veulen) ongesmolten vet van de longkwabben van het varken III-2-3
richten richten: rextǝ (Veulen) Het hoogste punt bereiken bij een in aanbouw zijnde woning. Er wordt dan een versierde tak, kleine boom of vlag op de nok van het bouwwerk geplaatst. De eigenaar tracteert de arbeiders op drank of, volgens de invullers uit L 216, L 386 en Q 95, op geld. Zie ook het lemma 'pannenbier'. [monogr.; N 88, 184 add.; div.] II-9
rij rijlat: rējlat (Veulen) Recht gezaagde en geschaafde houten plank waarmee de metselaar en de stucadoor bij het bepleisteren van muren de overtollige specie afstrijkt. [monogr.; div.] II-9