18978 |
smeerpoes |
nami:
mar. protheisis: vgl. fr. "ami"met slot-n van voorafgaand lidwoord
námmie (L244a Veulen)
|
vuilak, smeerpoes
III-1-4
|
30469 |
smetlijn |
slaglijn:
slaxlin (L244a Veulen),
smetlijn:
smɛtlin (L244a Veulen)
|
Met een kleurstof ingestreken stuk touw dat gebruikt wordt om een rechte lijn af te tekenen op bijvoorbeeld een te zagen stuk hout. Het strakgespannen touw wordt daartoe in het midden opgetild en vervolgens weer losgelaten. Op deze wijze verkrijgt men een rechte lijn op het hout. De smetlijn wordt zowel door de timmerman als door de houtzager gebruikt. Zie ook het lemma ɛsmetlijnɛ in Wld II.9, pag. 161/215.' [N 50, 20a; monogr.]
II-12
|
31987 |
smetten, afschrijven |
smetten:
smɛtǝ (L244a Veulen)
|
Met behulp van de smetlijn een rechte lijn aftekenen op een te zagen boomstam of ander hout. Zie ook het lemma ɛsmettenɛ in Wld II.9, pag. 216.' [N 50, 21a; N 53, 204a; monogr.]
II-12
|
20493 |
smullen |
pruimen:
proeme (L244a Veulen)
|
lekker en smakelijk eten
III-2-3
|
31363 |
snijijzer |
snijijzer:
snēj-īzǝr (L244a Veulen)
|
Stalen werktuig om uitwendig schroefdraad aan buizen, staven, bouten, etc. te snijden. Een veelgebruikt type bestaat uit een ronde snijplaathouder met twee handvatten, waarin een verwisselbaar, rond snijblok kan worden aangebracht. In het midden van dit snijblok zit een rond gat met schroefdraad. Enkele gaten rond dit centrale gat vormen de snijkussens. De snijblokken zijn soms aan één kant open, zodat het snijgat door middel van stelschroeven iets kan worden versteld. Zie ook afb. 92e, f, g. Voor het op volle diepte snijden van een schroefdraad moet het snijijzer twee of drie maal worden opgeschroefd. De snijkussens van het snijblok worden daarbij steeds met de stelschroeven op een nauwere afstand ingesteld. Zie ook het lemma "snijblok, snijkussen". Het snijijzer voor gasdraad is vaak voorzien van een ratel, waardoor het draadsnijden op lastig bereikbare plaatsen mogelijk is. Met de woordtypen snelsnijijzer, snelijzer en snelsnijder wordt een speciaal type snijijzer aangeduid. Met dit werktuig kan, in tegenstelling tot het gewone snijijzer, in één keer schroefdraad aan buizen, staven, etc gesneden worden. [N 33, 293-294; N 33, 297; N 64, 65a-b; monogr.]
II-11
|
20590 |
snoepen |
snoeperij:
snoepereej (L244a Veulen),
snollen:
snolle (L244a Veulen)
|
het snoepen || snoepen
III-2-3
|
20549 |
snoepgoed |
snoep:
snoep (L244a Veulen, ...
L244a Veulen),
snoepgerei:
snoepgrej (L244a Veulen),
snolgerei:
snolgrej (L244a Veulen)
|
snoep || snoepgoed
III-2-3
|
20550 |
snoepje |
broodbabbel:
broeëdbabbel (L244a Veulen),
snoepje:
snuupke (L244a Veulen),
ulevelletje:
ulevelleke (L244a Veulen),
zurentje:
zurentje (L244a Veulen)
|
snoepje || soort snoepje || verpakt snoepje in een gekleurd papiertje, waarop een spreuk staat || zuurtje
III-2-3
|
18026 |
snotneus |
kwajong:
kwojjòng (L244a Veulen),
snothannik:
snòthánnek (L244a Veulen),
snotkuiken:
snòtkuke (L244a Veulen),
snotneus:
snòtneus (L244a Veulen),
snotpiemel:
snòtpiemel (L244a Veulen)
|
kleine jongen met veel praatjes || kwajongen, rekel, snotneus || kwajongen, snotneus || snotaap, snotjongen || snotneus, snotjongen
III-1-4
|
20639 |
snuiftabak |
snuiftabak:
snuūftebák (L244a Veulen)
|
snuiftabak
III-2-3
|