e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P196p plaats=Veulen

Overzicht

Gevonden: 565
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
maaipad voor de machine baan: báu̯ǝn (Veulen) Het pad dat men met de zicht of met de zeis aanmaait op een veld dat men verder met de machine maait. Hier de zelfstandige naamwoorden. [N 15, 25b; JG 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 24; monogr.] I-4
man man: dijə ma.n (Veulen), istijə ma.n heͅjə (Veulen) die man [ZND A2 (1940sq)] || is die man hier ? [ZND A2 (1940sq)] III-3-1
mannelijk kuiken haantje: hoǝŋkǝ (Veulen), hø̄ŋkǝ (Veulen) [N 19, 41b; L A2, 507] I-12
mannelijke eend eendel: jęi̯nǝl (Veulen), woedel: woͅjdəl (Veulen), woerdel: wǫi̯dǝl (Veulen) [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.]woerd, mannetjeseend [ZND 01 (1922)] I-12, III-4-1
mannelijke kat, kater kater: kōͅətər (Veulen) kater [ZND A1 (1940sq)] III-2-1
markt markt: meͅrət (Veulen) een markt [ZND A1 (1940sq)] III-3-1
martelen martelen: matələ (Veulen) martelen [ZND A1 (1940sq)] III-3-1
masker mombakkes: mūmbàkəs (Veulen) Een masker (vastenavond). [ZND B1 (1940sq)] III-3-2
meikever pruisworm: proͅwəswøͅrm (Veulen) meikever [ZND B2 (1940sq)] III-4-2
menen menen: mējnə (Veulen) menen [ZND A2 (1940sq)] III-3-1