24212 |
merel |
blaan:
bloͅwən (P196p Veulen)
|
merel [ZND B2 (1940sq)]
III-4-1
|
17563 |
merg |
merg:
mərəx (P196p Veulen)
|
merg [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
33754 |
merrie |
merre:
męrǝ (P196p Veulen)
|
Gebruikt als handels-, werk-, voermans- en als fokpaard. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.]
I-9
|
32575 |
mest, stalmest |
mest:
męi̯.s (P196p Veulen)
|
De hieronder vermelde woorden zijn van toepassing op natuurlijke mest: het in de stallen van het vee gevormd mengsel van uitwerpselen en strooisel. In de vroegere potstal hoopte de mest zich op, totdat hij na afloop van het (winter)seizoen van daaruit naar het land werd gereden. Later werd de mest uit de stallen in de mestvaalt of -kuil verzameld. Met het woord stalmest, dat naast mest in gebruik is (gekomen), wordt de door het vee geproduceerde mest duidelijker onderscheiden van b.v. kunstmest en groenmest. Ruimer van betekenis dan (stal)mest zijn de abstracte termen beterij en vetting, waarmee het lemma besloten wordt. In de volgende lemmata wordt voor wat mest als deel van een samenstelling of woordgroep betreft, naar dit lemma verwezen. Men zij er echter op bedacht, dat in plaatsen waar men de t van mest als simplex normaal uitspreekt, deze medeklinker vaak nauwelijks of niet gehoord wordt in met mest beginnende samenstellingen (mestkar e.d.) en woordgroepen (mest varen e.d.). Begint het tweede deel van zulk een samenstelling of woordgroep met een s of š, dan worden de beide slotmedeklinkers van mest daaraan zelfs volledig geassimileerd (meststoker, mest spreiden e.d.). [JG 1a + 1b ; N 11, 12 + 16 + 27; N 11A, 3; N M, 10a + b; L 1 a-m; L A1, 200; L 31, 17; S 23; Wi 53; A 9, 25; Gi 1, III 6; RND, 51]
I-1
|
24335 |
mestkever |
mestkever:
me:skeͅjəvər (P196p Veulen)
|
mestkever [ZND 14 (1926)]
III-4-2
|
17839 |
middagdutje doen |
noenslapen:
nūn sloəpə (P196p Veulen)
|
middagslaapje [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|
24352 |
mier |
moeremet:
mūrəmeͅt (P196p Veulen)
|
mier [ZND B2 (1940sq)]
III-4-2
|
23271 |
misdienaar |
misdienaar:
me:jsdi:nər (P196p Veulen)
|
Een koorknaap (misdienaar). [ZND B1 (1940sq)]
III-3-3
|
17833 |
moe |
moe:
my (P196p Veulen)
|
moe [ZND A2 (1940sq)]
III-1-2
|
19198 |
moed |
moed:
mūt (P196p Veulen)
|
moed [ZND A2 (1940sq)]
III-1-4
|