e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P196p plaats=Veulen

Overzicht

Gevonden: 565
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
merel blaan: bloͅwən (Veulen) merel [ZND B2 (1940sq)] III-4-1
merg merg: mərəx (Veulen) merg [ZND A1 (1940sq)] III-1-1
merrie merre: męrǝ (Veulen) Gebruikt als handels-, werk-, voermans- en als fokpaard. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.] I-9
mest, stalmest mest: męi̯.s (Veulen) De hieronder vermelde woorden zijn van toepassing op natuurlijke mest: het in de stallen van het vee gevormd mengsel van uitwerpselen en strooisel. In de vroegere potstal hoopte de mest zich op, totdat hij na afloop van het (winter)seizoen van daaruit naar het land werd gereden. Later werd de mest uit de stallen in de mestvaalt of -kuil verzameld. Met het woord stalmest, dat naast mest in gebruik is (gekomen), wordt de door het vee geproduceerde mest duidelijker onderscheiden van b.v. kunstmest en groenmest. Ruimer van betekenis dan (stal)mest zijn de abstracte termen beterij en vetting, waarmee het lemma besloten wordt. In de volgende lemmata wordt voor wat mest als deel van een samenstelling of woordgroep betreft, naar dit lemma verwezen. Men zij er echter op bedacht, dat in plaatsen waar men de t van mest als simplex normaal uitspreekt, deze medeklinker vaak nauwelijks of niet gehoord wordt in met mest beginnende samenstellingen (mestkar e.d.) en woordgroepen (mest varen e.d.). Begint het tweede deel van zulk een samenstelling of woordgroep met een s of š, dan worden de beide slotmedeklinkers van mest daaraan zelfs volledig geassimileerd (meststoker, mest spreiden e.d.). [JG 1a + 1b ; N 11, 12 + 16 + 27; N 11A, 3; N M, 10a + b; L 1 a-m; L A1, 200; L 31, 17; S 23; Wi 53; A 9, 25; Gi 1, III 6; RND, 51] I-1
mestkever mestkever: me:skeͅjəvər (Veulen) mestkever [ZND 14 (1926)] III-4-2
middagdutje doen noenslapen: nūn sloəpə (Veulen) middagslaapje [ZND B1 (1940sq)] III-1-2
mier moeremet: mūrəmeͅt (Veulen) mier [ZND B2 (1940sq)] III-4-2
misdienaar misdienaar: me:jsdi:nər (Veulen) Een koorknaap (misdienaar). [ZND B1 (1940sq)] III-3-3
moe moe: my (Veulen) moe [ZND A2 (1940sq)] III-1-2
moed moed: mūt (Veulen) moed [ZND A2 (1940sq)] III-1-4