17971 |
lichaamskracht |
fors:
fors (Q080p Vliermaal)
|
Lichaamskracht (macht, fors). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
18084 |
lichaamsvocht |
leewater:
leiweͅttər (Q080p Vliermaal)
|
het leewater (ziekte van de gewrichten; Fr. épanchement de synovi) [ZND 01u (1924)]
III-1-2
|
34032 |
lichtbonte koe |
gespikkelde:
gǝspekǝldǝ (Q080p Vliermaal)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123b]
I-11
|
33677 |
lichte klei |
zavelgrond:
zǭvǝlgrǫnt (Q080p Vliermaal)
|
Grondsoort die bestaat uit zand en klei. Zavel is lichte klei waarin het zandgehalte 60 tot 80% kan zijn. [N 27, 43; N 27, 41]
I-8
|
25239 |
lichte nevel |
zoezie:
zuzi (Q080p Vliermaal)
|
lichte nevel die het zicht vertroebelt [donst, dook, blaok] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17656 |
lidmaat, ledematen |
armen en benen:
erm en bein (Q080p Vliermaal)
|
Ledematen (leden, armen en benen). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17647 |
lies |
liesje:
liskǝ (Q080p Vliermaal)
|
Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c]
I-12
|
24343 |
lieveheersbeestje |
onzelievevrouwbolletje:
ook in ZND 16, 006
ōslivəvrouwbeͅlləkəs (Q080p Vliermaal)
|
lieveheersbeestje [ZND 05 (1924)]
III-4-2
|
33474 |
liggend dakvenster |
dakvenster:
dø̜̄k˲vinstǝr (Q080p Vliermaal)
|
Een dakvenster is een liggend raampje op het dak dat meestal geopend kan worden en dat dient ter belichting en beluchting van de zolder, ook wel als toegang tot het dak bij bijv. reparaties of om door naar buiten te kijken. Het is meestal te klein om hooi door te laten, maar grotere vensters kunnen wel daartoe dienen (zie het lemma "hooivenster", 3.4.5). [N 4A, 45c; monogr.]
I-6
|
33273 |
lijnzaad, vlaszaad |
lijnzaad:
lęi̯nzǭǝt (Q080p Vliermaal),
lɛi̯nzǭt (Q080p Vliermaal)
|
Linum usitatissimum L. Lijnzaad is de gebruikelijke naam voor het zaad van de vlasplant en, in verband met de olieproduktie, ook voor het gewas. Zie paragraaf 4.2 en in het bijzonder het lemma Vlas. Uit de gerepelde en gedorste zaadbollen wordt olie geslagen, de lijnolie; de overblijvende pulp is een gezocht veevoer. De vormen die hier zijn samengebracht onder de typen lijzend en lijzens zijn te beschouwen als varianten van lijzaad, met een bijzondere verzwaring van het eerste lid. Ze zijn als afzonderlijke typen behandeld vanwege de samenstellingen in dit lemma en in de volgende lemmaɛs. [S 22; Wi 18; monogr.; add. uit JG 1b; L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|