34128 |
mager kalf |
onnozel kalfje:
ǫnøzǝl kęlǝfkǝ (Q080p Vliermaal)
|
[N 3A, 147b]
I-11
|
17555 |
mager worden |
mager worden:
moager wjanne (Q080p Vliermaal)
|
Mager worden: in omvang en gewicht afnemen (afslekkeren, afslanken, krimpen, slinken, vermageren). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
34127 |
magere koe |
mager beest:
mǭgǝr bēs (Q080p Vliermaal)
|
[N 3A, 147a]
I-11
|
32984 |
mais |
korentje(s)tarwe:
kø̜.r(ǝ)kǝtɛrǝf (Q080p Vliermaal)
|
Zea mays L. Hoogopschietende graansoort met bloeikolven. Vroeger (in Q 14 wordt gepreciseerd: "vóór 1915") alleen als kippevoer bekend; maar de laatste decennia hoe langer hoe meer geteeld als veevoeder. Maïs wordt tegenwoordig op rijen gezet met een afstand van ongeveer 50 cm. Turkentarwe (naar de vreemde herkomst) was de oude en vrij algemene Zuidnederlandse benaming die door het veel kortere maïs verdrongen werd. Het type korentjestarwe, lett. "korreltjes-tarwe", dial. ''kurkentarwe'', is wel een volksetymologie van turkentarwe; in de veelvuldig voorkomende doubletten verschilt alleen de eerste medeklinker. De Vorsense opgave pǝtruk komt uit het Waalse peûs d''trouc'' (pois de Turc), "erwt uit Turkije". Zie afbeelding 1, g.' [N P, 22; JG 1a, 1b; L lijst graangewassen, 4; monogr.; add. uit N 15, 1b]
I-4
|
33025 |
mais oogsten |
oogsten:
ǫsǝ (Q080p Vliermaal)
|
De maïskolven van de planten aftrekken. Het object van de handeling is steeds maïs -vergelijk het lemma ''mais'', 1.2.12- of maïskolven -vergelijk het lemma ''maiskolf'', 1.3.9-.' [N Q, 21; monogr.]
I-4
|
32994 |
maiskolf |
kop:
kop (Q080p Vliermaal)
|
Het vruchtbeginsel van de maïsplant. In L 269a wordt het vrouwelijk vruchtbeginsel (kolf) anders benoemd dan het mannelijk beginsel (aar). Zie afbeelding 1, g, 1. [N Q, 20; monogr.]
I-4
|
26638 |
malooi |
malooizak:
mǝlǫjzák (Q080p Vliermaal)
|
De hoeveelheid graan die men naar de molen brengt en die groot genoeg is om er één of twee keer van te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmaalgoedɛ en ɛbakmeelɛ.' [JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2c; monogr.; N D, 33 add.]
II-3
|
20205 |
man |
man:
da man is āt (Q080p Vliermaal),
man (Q080p Vliermaal, ...
Q080p Vliermaal)
|
man [ZND 11 (1925)] || Man. Die man is oud. [ZND 05 (1924)]
III-3-1
|
18422 |
manchet |
manchet:
mōͅšeͅət (Q080p Vliermaal)
|
manchet, vaste mouwboord van een overhemd [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18700 |
manchetknoop |
manchettenknop:
mōͅšeͅətəknop (Q080p Vliermaal)
|
manchetknoopjes [N 23 (1964)]
III-1-3
|