18673 |
mannenkleren |
manskleren:
mansklēr (Q080p Vliermaal)
|
mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18575 |
mannenondergoed |
mansondergoed:
mansondergowd (Q080p Vliermaal)
|
Mannenondergoed [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18585 |
mannenonderhemd |
manshemdje:
manshiməkə (Q080p Vliermaal),
onderlijf:
ŏndərlēͅf (Q080p Vliermaal)
|
onderhemd voor mannen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18703 |
mantelpak |
mantelkostuum:
mantəlkəstym (Q080p Vliermaal),
tweestuks:
tweistəks (Q080p Vliermaal)
|
mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24601 |
maretak |
maretak:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u 155 en van ZND15, 011
marentak (Q080p Vliermaal),
marətak (Q080p Vliermaal)
|
maretak [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
21271 |
markt |
markt:
reg euver de mert (Q080p Vliermaal),
ter wjoa euver de mert (Q080p Vliermaal)
|
Dwars over de markt [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
24350 |
marter |
fluwijn:
steenmarter ondergebracht bij marter, alg.
flywijn (Q080p Vliermaal)
|
steenmarter [ZND 07 (1924)]
III-4-2
|
32983 |
masteluin |
masteluin:
mastǝlø̄n (Q080p Vliermaal)
|
Menggewas, vooral rogge en tarwe dooreen; vroeger bakte men er brood van ("masteluinbrood"), nu wordt het alleen nog als groenvoer gezaaid. Indien het mengsel een andere samenstelling heeft dan rogge en tarwe, dan wordt dat in het lemma aangegeven. De opgaven "groenvoer" zijn in het lemma ''groenvoer'' (1.2.14) ondergebracht. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [koren], zie het lemma ''rogge'' (1.2.4), resp. ''graan, koren'' (1.2.1). [L 39, 15; L lijst graangewassen, 5; monogr.; add. uit L 48, 26; Lu 2, 26]
I-4
|
33044 |
mathaak |
zichthaak:
[zicht]uǫk (Q080p Vliermaal)
|
Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2]
I-4
|
18414 |
matrozenpakje |
matrozenkostuumpje:
mətrou̯zəkəstymkə (Q080p Vliermaal)
|
matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)]
III-1-3
|