e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vliermaal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannenkleren manskleren: mansklēr (Vliermaal) mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
mannenondergoed mansondergoed: mansondergowd (Vliermaal) Mannenondergoed [N 114 (2002)] III-1-3
mannenonderhemd manshemdje: manshiməkə (Vliermaal), onderlijf: ŏndərlēͅf (Vliermaal) onderhemd voor mannen [N 25 (1964)] III-1-3
mantelpak mantelkostuum: mantəlkəstym (Vliermaal), tweestuks: tweistəks (Vliermaal) mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)] III-1-3
maretak maretak: verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u 155 en van ZND15, 011  marentak (Vliermaal), marətak (Vliermaal) maretak [ZND 01 (1922)] III-4-3
markt markt: reg euver de mert (Vliermaal), ter wjoa euver de mert (Vliermaal) Dwars over de markt [ZND 23 (1937)] III-3-1
marter fluwijn: steenmarter ondergebracht bij marter, alg.  flywijn (Vliermaal) steenmarter [ZND 07 (1924)] III-4-2
masteluin masteluin: mastǝlø̄n (Vliermaal) Menggewas, vooral rogge en tarwe dooreen; vroeger bakte men er brood van ("masteluinbrood"), nu wordt het alleen nog als groenvoer gezaaid. Indien het mengsel een andere samenstelling heeft dan rogge en tarwe, dan wordt dat in het lemma aangegeven. De opgaven "groenvoer" zijn in het lemma ''groenvoer'' (1.2.14) ondergebracht. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [koren], zie het lemma ''rogge'' (1.2.4), resp. ''graan, koren'' (1.2.1). [L 39, 15; L lijst graangewassen, 5; monogr.; add. uit L 48, 26; Lu 2, 26] I-4
mathaak zichthaak: [zicht]uǫk (Vliermaal) Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2] I-4
matrozenpakje matrozenkostuumpje: mətrou̯zəkəstymkə (Vliermaal) matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)] III-1-3