34079 |
melkgebit van kalveren |
melktandjes:
męǝlǝktē̜ntšǝs (Q080p Vliermaal)
|
[N 3A, 108a]
I-11
|
34129 |
melkkoe |
melkkoe:
męǝlǝkǫu̯ (Q080p Vliermaal)
|
Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148]
I-11
|
17624 |
melktanden |
melktanden:
mellektaan (Q080p Vliermaal),
tandjes-0:
tēͅnšəs (Q080p Vliermaal)
|
kinderwoord voor tanden [ZND 07 (1924)] || Melktanden (zuigtanden, memmentanden, bijtertjes) [N 109 (2001)]
III-1-1
|
19930 |
melkzeef |
zijgschotel:
zē̜xšø̜tǝl (Q080p Vliermaal)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
24212 |
merel |
blaan:
blōen (Q080p Vliermaal),
blōən (Q080p Vliermaal)
|
merel [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)]
III-4-1
|
25346 |
merken |
stempelen:
stęmpǝlǝ (Q080p Vliermaal)
|
Het rund merken ten teken dat het bij de belastingdienst is aangegeven. [N 28, 2]
II-1
|
33754 |
merrie |
meer:
męr (Q080p Vliermaal)
|
Gebruikt als handels-, werk-, voermans- en als fokpaard. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.]
I-9
|
33758 |
merrieveulen |
merreveulen:
męrǝvø̄.lǝ (Q080p Vliermaal)
|
Het vrouwelijk jong van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 3b]
I-9
|
32700 |
mest ondiep onderploegen |
(mest) onderslaan:
ǫ.ndǝrslø.n (Q080p Vliermaal)
|
De over het land verspreide mest werd in het najaar, wanneer men een akker zodanig beploegde dat hij in de winter goed kon uitvriezen, voorlopig ondergeploegd. In het voorjaar werd de mest, eventueel nadat de wintervoren weer waren teruggeploegd, definitief en diep ondergeploegd bij het zaaiklaar maken van de akker. De met onder- en in- beginnende termen hebben "mest" tot object. De simplicia belken, stroppen, stropen, flatsen, kuiteren en droten betreffen een manier van ondiep ploegen en veronderstellen alszodanig niet "mest", maar "de akker", "een stuk" e.d. als direct object. Dat is waarschijnlijk ook het geval bij de met om- beginnende woorden. Deze termen duiden dus de voor het onderslaan van mest gevolgde ploegmethode aan. Behalve stalmest kan ook een groenbemestingsgewas oppervlakkig worden ondergeploegd. Voor (delen van) varianten die hieronder in de (...)-vorm zijn vermeld, zie men de lemmata ondiep, ondiep ploegen en onderploegen. [N 11, 44; N 11A, 110a + b; JG 1a + 1b + 2c; monogr.]
I-1
|
32579 |
mest uitrijden |
mest varen:
[mest] ˲vō ̞ǝ.rǝ (Q080p Vliermaal)
|
Het begrip "mest uitrijden" heeft in het algemeen een ruimere inhoud dan de meeste woordtypen van dit lemma tot uitdrukking brengen. Het beperkt zich niet tot het vervoer van de mest, maar omvat gewoonlijk alle handelingen die nodig zijn om met kar en paard de mest uit de mestvaalt (vroeger uit de potstal) in hoopjes op het veld te krijgen. Zo moet ook de term mesten wel worden opgevat. Voor de varianten van het object [mest [JG 1a + 1b add.; N 11, 16; N 11A, 6; A 9, 26 add.; monogr.]
I-1
|